Word order - woordvolgorde grammar 6 goede versie

Word order - woordvolgorde
Theme 2 grammar 6
Stepping Stones 7e editie

1 / 29
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Word order - woordvolgorde
Theme 2 grammar 6
Stepping Stones 7e editie

Slide 1 - Slide

Wat is woordvolgorde?

Slide 2 - Open question

Woordvolgorde

Slide 3 - Mind map

Slide 4 - Link

0

Slide 5 - Video

Woordvolgorde
Woordvolgorde is de manier waarop een Engelse zin opgebouwd is uit woorden.

Je houd een bepaalde volgorde aan van verschillende woorden en daar vorm je een correcte Engelse zin mee.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Voorbeelden
(wanneer?) - wie? - doet? - wat/wie? - waar? - wanneer?

I - am walking - to school - today.
Wie - doet? - wat? - wanneer?

They - are - usually - at the gym - on Mondays.
She - bought - a blue dress.

Slide 8 - Slide

Woordsoorten
Elk Engels woord hoort bij een woordsoort.
I - we = persoonlijke voornaamwoord
go = werkwoord
to the zoo = plaatsbepaling
always = bijwoord van frequentie
the = lidwoord

Slide 9 - Slide

benoem de woordsoorten:
a fast car
A
ww - onderwerp - tijdsbepaling
B
lidwoord - bijvoeglijk nw - zelfstandig nw
C
lidwoord - bijwoord van frequentie - zelfstandig nw
D
hoofdww - lidwoord - zelfstandig nw

Slide 10 - Quiz

Tijd en plaats in de zin
De tijdsbepaling (wanneer iets gebeurt) mag vooraan of achteraan in de zin.
Je mag de tijd alleen vooraan zetten als dat het belangrijkste in de zin is.
When did you see him? > Yesterday I saw him.

Slide 11 - Slide

Tijd en plaats in de zin.
Eerst komt de plaatsbepaling en dan de tijdsbepaling in de zin.
Ezelsbruggetje: patat - toetje.
plaats - tijd.

I saw him at the supermarket last week.
We went to Mexico two years ago.

Slide 12 - Slide

Answer YES or NO:
My neighbour will tomorrow
have a party.

Slide 13 - Open question

Answer YES or NO:
Last night had we a meeting at school with the teacher.

Slide 14 - Open question

Put in the correct order:
at the zoo / saw / a week ago /
an elephant / my family and I

Slide 15 - Open question

Put in the correct order:
shopping / are going / the girls /tomorrow / at the mall

Slide 16 - Open question

I eat an apple every day.
A
Correct
B
Incorrect

Slide 17 - Quiz

We go tomorrow to the new film 'IT'
A
Correct
B
Incorrect

Slide 18 - Quiz

1.I am playing tennis with my friend
tonight.
2.Tonight I am playing tennis with my friend.
A
1 = correct
B
2= correct
C
1+2 are correct
D
1+2 are wrong

Slide 19 - Quiz

Wie
doet
wat
waar
wanneer
Jacky and Pete
aren't going
to the cinema
tonight

Slide 20 - Drag question

wie
doet
wat
waar
wanneer
The parents
bring
to football training

every Sunday

their son

Slide 21 - Drag question

Choose the sentence with the correct word order.
A
He swims every day in the canal.
B
He swims in the canal every day.

Slide 22 - Quiz

Choose the sentence with the correct word order.
A
My sister got married last year.
B
Last year my sister got married.
C
My sister last year got married.

Slide 23 - Quiz

Correct word order:
Billy / to his friend /
five minutes ago / went
A
Billy went to his friend five minutes ago
B
Billy went five minutes ago to his friend
C
Billy five minutes ago went to his friend.
D
Five minutes ago Billy went to his friend

Slide 24 - Quiz

Correct word order:
her / in town / yesterday / I / met
A
I met her in town yesterday.
B
I met her yesterday in town.
C
I yesterday met her in town.
D
I met yesterday her in town.

Slide 25 - Quiz

Meer oefenen met word order?
Je vindt op de volgende twee slides online oefeningen om de zinsvolgorde te oefenen.
Good luck!

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Link

Wat ging goed tijdens het oefenen?

Slide 28 - Open question

Wat vind ik nog lastig aan de woordvolgorde?

Slide 29 - Open question