What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Oefenen met werkwoorden
Werkwoorden
1 / 32
next
Slide 1:
Slide
NT2
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
This lesson contains
32 slides
, with
interactive quizzes
and
text slide
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Werkwoorden
Slide 1 - Slide
duiken
ruiken
springen
bakken
koken
Slide 2 - Drag question
zwemmen
volleyballen
voetballen
korfballen
Slide 3 - Drag question
de kapper.......... de haren van de man
je broer .................een boek in de bibliotheek
de vrachtwagenchauffeur....................naar Duitsland
de fietsenmaker.............................mijn fiets vandaag nog.
maakt
knipt
rijdt
leest
Slide 4 - Drag question
rennen
dansen
wielrennen
fietsen
schieten
Slide 5 - Drag question
Welke vorm van het werkwoord past er in deze zin?
Ik .... deze opdracht.
A
maken
B
maakt
C
maak
D
maakten
Slide 6 - Quiz
Welke vorm van het werkwoord past er in deze zin?
Ik heb deze opdracht .....
A
gemaken
B
gemaakt
C
gemaak
D
gemaakten
Slide 7 - Quiz
Welke vorm van het werkwoord past er in deze zin?
De jongens .... een potje voetbal.
A
spelen
B
speel
C
speelde
D
speelt
Slide 8 - Quiz
Welke vorm van het werkwoord past er in deze zin?
De jongens hebben een potje voetbal... .
A
gespelen
B
gespeel
C
gespeeld
D
gespeelt
Slide 9 - Quiz
spelen
Ik............
Slide 10 - Open question
spelen
Ik............
Schrijf ze allebei!
Slide 11 - Open question
niezen
Ik ...........
Slide 12 - Open question
praten
Ik .............
Slide 13 - Open question
praten
Ik .............
Slide 14 - Open question
Vervoeg in de
tegenwoordige tijd
.
A
vind
B
vint
C
vindt
D
vond
Slide 15 - Quiz
Vervoeg in de
Verleden tijd
.
A
vond
B
vondt
C
vont
D
vind
Slide 16 - Quiz
Vervoeg in de
tegenwoordige tijd
.
A
gebruikt
B
gebruikd
C
gebruikte
D
gebruiken
Slide 17 - Quiz
Hij......(rennen) een eindje de zee in
A
rente
B
rendt
C
rent
D
rend
Slide 18 - Quiz
Hij......(rennen) een eindje de zee in.
Verleden tijd.
A
rente
B
rende
C
renten
D
renden
Slide 19 - Quiz
Wat is het werkwoord in de volgende zin?
"Wij gaan morgen op reis."
A
wij
B
gaan
C
morgen
D
reis
Slide 20 - Quiz
Wat is het werkwoord in de volgende zin?
"Ik koop vandaag een nieuwe broek."
A
Ik
B
koop
C
vandaag
D
broek
Slide 21 - Quiz
Wat is het werkwoord in de volgende zin?
"Wij eten vandaag pasta"
A
wij
B
vandaag
C
pasta
D
eten
Slide 22 - Quiz
De hele klas.....morgen naar de verjaardag.( gaan)
Slide 23 - Open question
de caissière ............ het geld. (tellen)
Slide 24 - Open question
De jongen ..... een beetje moe.
A
ben
B
bent
C
is
D
zijn
Slide 25 - Quiz
De jongen ..... een beetje moe.
A
is
B
was
C
geweest
D
waren
Slide 26 - Quiz
Younes en Hasan ...... morgen vrij.
A
ben
B
bent
C
is
D
zijn
Slide 27 - Quiz
..... jij vandaag een beetje boos?
A
Ben
B
Bent
C
Is
D
Zijn
Slide 28 - Quiz
Jullie ...... vanaf nu ook les van juf Juul.
A
heb
B
hebt
C
heeft
D
hebben
Slide 29 - Quiz
De hond ...... zijn bot helemaal opgegeten.
A
heb
B
hebt
C
heeft
D
hebben
Slide 30 - Quiz
Je ..... toch niet dat papier weggegooid?
A
heb
B
hebt
C
heeft
D
hebben
Slide 31 - Quiz
Je ..... toch niet dat papier weggegooid?
A
hebt
B
hed
C
had
D
hod
Slide 32 - Quiz
More lessons like this
Oefenen met werkwoorden
February 2023
- Lesson with
33 slides
NT2
Basisschool
Groep 4
Beroepen
December 2023
- Lesson with
39 slides
NT2
Basisschool
Groep 4
Beroepen Alfa (herh. thema+ vervolg werkwoorden+ beroepen)
December 2022
- Lesson with
33 slides
NT2
Basisschool
Groep 4
herhaling werkwoorden vervoegen
June 2023
- Lesson with
29 slides
NT2
Basisschool
Groep 4
Beroepen
January 2024
- Lesson with
34 slides
NT2
Basisschool
Groep 4
Beroepen
11 days ago
- Lesson with
34 slides
NT2
Basisschool
Groep 4
Taal: tegenwoordige tijd hebben zijn
March 2021
- Lesson with
16 slides
Taal
Basisschool
Groep 5
Taalles 15-10-2020
February 2023
- Lesson with
33 slides
NT2
Basisschool
Groep 4