vwo 3 week 2 les 1

Salut! 

1. on parle français
2. On prépare le test 
3. on répète le conditionnel
1 / 25
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Salut! 

1. on parle français
2. On prépare le test 
3. on répète le conditionnel

Slide 1 - Slide

L'expression orale,écoute moi
Pendant les vacances de Noël, je ne suis pas allée en France, je suis restée à la maison la plupart du temps. La première semaine, j'ai été malade, malheureusement. Je n'ai pas invité beaucoup d'amis pour fêter Noël, juste mes parents. Je ne suis pas allée au cinéma, ni au musée, ni au théâtre. Je n'ai pas visité des villes. Bref,des vacances un peu ennuyeuses... mais j'en ai bien profité quand même! 

Slide 2 - Slide

A toi maintenant...

Maak een Franse zin waarin je vertelt wat je niet gedaan hebt in de vakantie

Slide 3 - Slide

Dis-moi ce que tu n'as pas fait...

Slide 4 - Mind map

Leesvaardigheid, suite

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Wanneer besloot Lorenzo zich helemaal te gaan richten op zijn passie?

Slide 8 - Open question

Slide 9 - Slide

In alinea 2 legt hij uit;
A
hoe je een goede rijder wordt
B
waarom hij graag paard rijdt
C
de band met de paarden is belangrijker dan techniek
D
hij heeft het altijd willen leren

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Wat is waar volgens alinea 3?
A
Bij het optreden voor het koningshuis is hij nerveuzer
B
Nerveus zijn helpt hem goed te presteren
C
hij treedt het liefst op voor kinderen
D
Hij is nooit nerveus

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Wat vindt Lorenzo van het vele reizen?

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Slide

Het eerste paard van Lorenzo is geboren in de Camargue
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

Lorenzo kreeg Niasque cadeau toe hij ging trouwen
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

inséparables=

Slide 18 - Open question

Grammaire
Le Conditionnel, tu te souviens? 

Slide 19 - Slide

Stam futur simple / conditionnel
viendr-
devr-
fer-
voudr-
pourr-
saur-
ir-
ser-
aur-
avoir - hebben
être - zijn
savoir - weten
devoir -moeten
vouloir - willen
faire -  maken/doen
aller - gaan
pouvoir - kunnen
venir - komen

Slide 20 - Drag question

(être) Les animaux(zouden zijn) ..... contents
A
sera
B
sont
C
seront
D
seraient

Slide 21 - Quiz

(venir) Hij zou komen vers 23.00 heures
A
il viendra
B
il venait
C
il viendrait
D
il est venu

Slide 22 - Quiz

(voyager=reizen) Ik zou reizen....

Slide 23 - Open question

(vallen=tomber) La Tour Eiffel ....zou vallen (alleen ww invullen)

Slide 24 - Open question

herhaal de woorden van chapitre 1 en 2 Frans -Nederlands
herhaal aantekening conditionnel

Slide 25 - Slide