2HV Blok 5 Grammatica 2 - Bijwoord opdracht 9

1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Les en doelen
Herhaling theorie over het bijwoord.
Opdracht 9 behandelen.

Aan het eind van de les kun je 
bijwoorden benoemen.

Slide 2 - Slide

Wat kun je vertellen
over een bijwoord?

Slide 3 - Mind map

Een bijwoord geeft extra informatie over:
  1. een werkwoord
  2. een ander bijwoord
  3. een bijvoeglijk naamwoord
  4. de plaats
  5. de tijd



Slide 4 - Slide

Het volume van de muziekinstallatie staat hard.
Wat is 'hard'?
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 5 - Quiz

Het erg harde geluid verstoort de rust.
Wat is 'harde'?
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 6 - Quiz

Het erg harde geluid verstoort de rust.
Wat is 'erg'?
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 7 - Quiz

Hoeveel bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden staan in de zin.
De nieuwste apps verschijnen binnenkort op de aangepaste website.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 8 - Quiz

De nieuwste apps verschijnen binnenkort op de aangepaste website.

Slide 9 - Slide

De nieuwste apps verschijnen binnenkort op de aangepaste website.

Slide 10 - Slide

Hoeveel bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden staan in de zin.
Wanneer is het superleuke nummer van dit tijdschrift eindelijk ook in de winkel te koop?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 11 - Quiz

Wanneer is het superleuke nummer van dit tijdschrift eindelijk ook in de winkel te koop?

Slide 12 - Slide

Wanneer is het superleuke nummer van dit tijdschrift eindelijk ook in de winkel te koop?

Slide 13 - Slide

Hoeveel bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden staan in de zin.
De bus rijdt bijzonder langzaam langs de gedeeltelijke wegafzetting.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 14 - Quiz

De bus rijdt bijzonder langzaam langs de gedeeltelijke wegafzetting.

Slide 15 - Slide

De bus rijdt bijzonder langzaam langs de gedeeltelijke wegafzetting.

Slide 16 - Slide

Hoeveel bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden staan in de zin.
Je moet thuis je vieze kleren snel in de witte wasmachine stoppen.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 17 - Quiz

Je moet thuis je vieze kleren snel in de witte wasmachine stoppen.

Slide 18 - Slide

Je moet thuis je vieze kleren snel in de witte wasmachine stoppen.

Slide 19 - Slide

Noteer hier het onderdeel
dat je nog moeilijk vindt.

Slide 20 - Mind map

Huiswerk

Spelling
Maken opdracht 1  in eDition

Slide 21 - Slide