Schrijven 2F

  schrijven
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

  schrijven

Slide 1 - Slide

welke w- en H- vragen stel je voordat je gaat schrijven?
En waarom doe je dat? Omdat...............

Slide 2 - Open question

Wat bedoelt men met interpunctie?
A
hoofdletters, komma's, punten en leestekens
B
spelling
C
grammatica

Slide 3 - Quiz

Wat is het doel van interpunctie?
A
Leestekens?
B
Om een boodschap beter over te brengen.
C
Goed lezen is belangrijk!

Slide 4 - Quiz

S' Avonds laat ga ik graag op stap
A
Interpunctie is goed
B
Interpunctie is fout

Slide 5 - Quiz

HOOFDLETTERS & INTERPUNCTIE
De zin moet zijn:

in het zuiden van de verenigde staten spreekt men spaans

A
In het zuiden van de verenigde Staten spreekt men Spaans.
B
In het zuiden van de Verenigde Staten spreekt men Spaans.
C
In het zuiden van de Verenigde Staten spreekt men spaans.
D
In het zuiden van de Verenigde staten spreekt men Spaans.

Slide 6 - Quiz

TEGENWOORDIGE TIJD
Kies de juiste persoonsvorm
Marieke --- zich in haar kamer.
A
verkleed
B
verkleedt

Slide 7 - Quiz

TEGENWOORDIGE TIJD
Kies de juiste persoonsvorm
Julia ----- snel gisteren vanwege haar lichte huid.
A
verbrand
B
verbrandt
C
verbrant
D
verbrandde

Slide 8 - Quiz

Wanneer schrijf je een zakelijke brief? Geef minimaal één voorbeeld.

Slide 9 - Open question

In welke stijl schrijf je een zakelijke brief?
A
Formeel
B
Informeel

Slide 10 - Quiz

Wat woord hoort bij 'formeel'?
A
Zakelijk
B
Persoonlijk

Slide 11 - Quiz

Wat is de juiste aanhef bij een zakelijke brief?
A
Hoi
B
Hallo
C
Geachte
D
Geen

Slide 12 - Quiz

Wat is de juiste groet bij een zakelijke brief?
A
Groetjes,
B
Met vriendelijke groet,
C
Houdoe!
D
Later!

Slide 13 - Quiz

Hoe schrijf je plaats & datum?
A
Eindhoven, 10-01-2021
B
Eindhvn, 10 januari 2021
C
eindhoven, 10 Januari 2021
D
Eindhoven, 10 januari 2021

Slide 14 - Quiz

Welke onderdelen zitten in alle zakelijke brieven? meer antw. goed
A
onderwerp:
B
bijlage:
C
betreft:
D
inleiding, kern, slot

Slide 15 - Quiz

Waaraan zie je dat er een nieuwe alinea begint?
A
Het eerste woord wordt met hoofdletters geschreven.
B
Er staat een witregel boven.
C
Het eerste woord is altijd 'u'.
D
er staat altijd een tussenkopje boven

Slide 16 - Quiz

Hoe geef je het onderwerp aan?
A
Onderwerp:
B
Deze brief gaat over:
C
Betreft:
D
Het onderwerp hoef je niet aan te geven.

Slide 17 - Quiz

Je schrijft een e-mail aan een tijdschrift. Je bent al jaren lid, maar vindt het te kinderachtig worden. Je wil je abonnement opzeggen. Schrijf het onderwerp op:

Slide 18 - Open question

Waar let je op bij het schrijven van een memo?
A
Je schrijft hele zinnen, maar noteert alleen hoofdzaken.
B
Je schrijft zo kort mogelijk, maar houdt de tekst wel duidelijk.
C
Dat de ander de belangrijkste gegevens ook noteert.
D
Je schrijft goede zinnen en let op hoofd- en bijzaken.

Slide 19 - Quiz

Je hebt een laptop gekocht en hebt hierover een klacht. Je schrijft een e-mail waarin je de klacht uitlegt en om een oplossing vraagt. Schrijf het onderwerp op:

Slide 20 - Open question

Een zakelijke brief begint met 'Hoi Karin Smit'. Dit is geen goede aanhef voor een zakelijke brief. Schrijf hieronder de juiste aanhef op.

Slide 21 - Open question

Een zakelijke brief eindigt met 'Groeten, Frits de Jong'. Dit is geen goede groet voor een zakelijke brief. Schrijf hieronder de juiste groet op.

Slide 22 - Open question

Gebruik tussenkopjes bij het schrijven van een artikel
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quiz

Wat is een signaalwoord
Wat zijn signaalwoorden?
A
Woorden die verbanden tussen zinnen leggen.
B
Ze geven een signaal, zodat je weet waar je gebleven bent met lezen.
C
Ze geven voor welk publiek de schrijver de tekst heeft geschreven.
D
Woorden die extra informatie geven

Slide 24 - Quiz

Wat vind je in het middenstuk van de tekst?
A
de inleiding
B
de mening van de schrijver
C
de conclusie
D
de deelonderwerpen

Slide 25 - Quiz


Je moet een poster maken voor een grote rommelmarkt. De opbrengsten zijn voor de carnavalsvereniging De Krotekippen in je dorp. Ze heeft weer veel kosten moeten maken en wil
investeren om jongeren uit het dorp bij de club te trekken.


Slide 26 - Open question