6 gym gramma 30-34; wrd blok 11, 12 5 november 2020

• Grieks
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 6

testje huiswerk 5-10-20

οὐδεις

1. reeds
2. jij weet
3. niemand
4. misschien

που;

1. Waar?
2. waarvandaan?
3. wie?
4. Waarom?

οἰσθα

1. vroeger
2. volgen
3. hoe
4. jij weet

καιπερ

1. eindelijk
2. hoewel
3. voortaan
4. opdat niet

πειραομαι

1. volgen
2. dienen
3. proberen
4. vallen

κισσινος

1. van klimop (gemaakt)
2. vallen
3. handeling
4. riten

τα ὀργια

1. de werken
2. de riten
3. de kringen
4. de verhalen

το πραγμα

1. feest, riten
2. wild, woest
3. cirkel, kring
4. zaak, daad

en nu zelf: το ὀμμα, τα ὀμματα

ἡ πατρις (antwoord zonder lidwoord)

ὅμως

θύω

Waarover ging blok 30-34?

τίς

1. wat? welke? waarom?
2. wie? welke?
3. iemand, een of ander
4. iets, een of ander

οἰσω

1. ik zal zijn
2. ik zal hebben
3. ik zal zeggen
4. ik zal brengen

ἀμεινων

1. beter
2. zwakker
3. groter
4. meer

θανούμαι

1. ik zal vinden
2. ik zal hebben
3. ik zal verschaffen
4. ik zal sterven

ἱσταμαι betekent:

ἀνισταμαι

1. gaan staan naast
2. op zich nemen
3. opstaan
4. zich verwijderen

ἱσταμαι = gaan staan

αν-ισταμαι- op-staan

αφ ισταμαι (απο)-weg gaan staan-> zich verwijderen

παρ ισταμαι (παρα-erbij)-> gaan staan naast/bij

εφισταμαι-gaan staan bij/op

ἐπισταμαι-weten

laatste vraag: waar / niet waar
een dubbele ontkenning versterkt elkaar als de laatste samengesteld is -->οὐκ ὀκνος οὐδεις

maar:

twee of meer ontkenningen heffen elkaar op als de laatste NIET samengesteld is:

οὐδεις οὐκ οἰδεν

niemand weet niet -> iedereen weet

itt οὐκ οἰδεν οὐδεις -> (niet) níemand weet het

Geef jezelf een cijfer en
korte beoordeling: