Dag 7 - THEMA 2 - Bellen en mailen

• NT2
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

Thema 2: Bellen en mailen - D7

thuis

• in je eigen huis

• zin: Zondag ben ik thuis.
• zin: Ik voel mij thuis op deze school.

43

de tijd 

• dat wat de klok meet 
• tijdstip, moment

• zin: Het is tijd om te eten.
• zin: Het is tijd om naar huis te gaan. 

44

uitleggen (ww)

• vertellen hoe iets moet
• vertellen hoe iets werkt
• zodat iemand het begrijpt 

• TT- ik leg uit, jij legt uit, wij leggen uit
• VT - ik legde uit, wij legden uit

• zin: De docent kan de grammatica goed uitleggen.

45

het uur 

• 60 minuten 
• het uur - de uren

• zin: Over één uur gaan we naar huis. 

46

vaak

• veel keer 

• zin: Ik ga vaak naar de film.
• zin: Ik eet vaak pasta.
• zin: Zij gaat vaak naar de wc.

47

vertellen (ww)

• zeggen 

• TT - ik vertel, jij vertelt, wij vertellen
• VT - ik vertelde, wij vertelden

• zin: De docent vertelt een verhaal.
• zin: Zij wil het niet vertellen.

48

vervelend

• niet leuk 
• saai

• zin:  Straf is vervelend.
• zin: Mijn broertje is vervelend.

49

Bij mijn vrienden voel ik me ...
Ik kan mijzelf zijn.

43

2. appel.
3. vaak.
4. thuis.

43

Waar denk je aan als je aan het woord 'thuis' denkt.

Het woord 'laat' hoort bij ...

44

1. plaats
2. tijd

Wat zegt jouw leraar wanneer je laat in de klas bent?

44

1. Hoeveel minuten ben je te laat?
2. Goedenavond!
3. Je bent een topper!
4. Goed zo!

Als de docent instructie geeft bij de opdracht dan ...

45

1. moet je de opdracht gelijk maken.
2. legt hij de opdracht uit.
3. vertelt hij hoe iets werkt.
4. vertelt hij hoe het moet.

45

Wat doe jij als de docent
iets uitlegt?

Het is nu 7:30 uur. Over ... begint de school.

46

1. een halfuur
2. moment
3. een uur
4. tijdje

Telefoon in de telefoontas.
Dat zegt de docent ...

47

1. vaak.
2. sturen.
3. uitleggen.
4. nu.

Waar zie je hier iemand die iets vertelt?

48

1. 
2. 
3. 
4. 

Welke twee woorden horen bij het woord 'zeggen'?

48

1. luisteren
2. praten
3. vertellen
4. horen

Noem twee woorden die horen bij het woord 'vertellen'.

48

Waar zie je iemand die iets heel vervelend vindt?

49

1. 
2. 
3. 
4.