H1: Wanneer ik trema's, apostrofs, accenten en cedilles moet gebruiken. Maak opdracht 3, 4 van blz. 35
H1: Alle werkwoordsvormen herkennen en correct spellen (pvtt, pvvt, gw, inf, vd, od en bn).
Gebruik hier je nieuwe werkboek werkwoordspelling!
H2: Wanneer ik een meervouds-n moet gebruiken bij bijvoeglijke naamwoorden en zelfstandig gebruikte telwoorden. Maak opdracht 3 van blz. 67
H2: Hoe ik werkwoorden moet schrijven die in de tt hetzelfde klinken (vind-vindt).
Maak oefeningen 9, 10 van blz. 68-69 OF gebruik je werkboek werkwoordspelling.