Openingsles 3

Willkommen
im Deutschunterricht
1 / 13
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Willkommen
im Deutschunterricht

Slide 1 - Slide

Wat is een lidwoord?
A
de, het, een
B
der, die, das, ein, eine
C
huis, straat, mens
D
rood, groot, mooi

Slide 2 - Quiz

Wanneer gebruik je ook alweer 'der'?
A
Bij mannelijke woorden (Mann)
B
Bij vrouwelijke woorden (Frau)
C
Bij onzijdige woorden (Kind)
D
Bij meervoud (Tiere)

Slide 3 - Quiz

Wanneer gebruik je ook alweer 'die'?
A
Bij mannelijke woorden (Mann)
B
Bij vrouwelijke woorden (Frau)
C
Bij onzijdige woorden (Kind)
D
Bij meervoud (Tiere)

Slide 4 - Quiz

Wanneer gebruik je ook alweer 'das'?
A
Bij mannelijke woorden (Mann)
B
Bij vrouwelijke woorden (Frau)
C
Bij onzijdige woorden (Kind)
D
Bij meervoud (Tiere)

Slide 5 - Quiz

Übersicht
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
der Mann
die Frau
das Kind
die Tiere

Slide 6 - Slide

ich
du
er-sie-es
wir
ihr
sie - Sie
bin
bist
ist
sind
sind
seid

Slide 7 - Drag question

ich
du
er-sie-es
wir
ihr
sie - Sie
habe
hast
hat
haben

haben

habt

Slide 8 - Drag question

ich
du
er-sie-es
wir
ihr
sie - Sie
wohne
wohnst
wohnt
wohnen
wohnt
wohnen

Slide 9 - Drag question

Naamvallen!
Wanneer 1e en 4e naamval?

Slide 10 - Open question

De naamvallen:
1e naamval is de 'normale vorm'
Ich heiße Johanna.

4e naamval na een voorzetsel
óf bij een lijdend voorwerp
Das Buch ist für mich.
Johanna liebt mich.

Slide 11 - Slide

mich
mij
dich
jou
ihn
hem
sie
haar
es
het
uns
ons
euch
jullie
sie
hen
Sie
u
ich
ik
du
jij
er
hij
sie
zij
es
het
wir
wij
ihr
jullie
sie
zij
Sie
u
Eerste naamval: de gewone vorm.
<====
Vierde naamval: na
für - durch - gegen - ohne - um

Lijdend voorwerp.
====>

Slide 12 - Slide

Wat wollt ihr dieses Jahr lernen bei Deutsch?

Slide 13 - Open question