Hoofdstuk 4

Wat gaan we doen?
-Voorbereiding toets
-SO bespreken
-Afsluiten
1 / 20
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Wat gaan we doen?
-Voorbereiding toets
-SO bespreken
-Afsluiten

Slide 1 - Slide

Toets
Week 12 dinsdag en woensdag
Dinsdag 23 maart start maken toets
Woensdag 24 maart afmaken toets

Let op!
Het is 1 toets, je krijgt alleen meer tijd om het te maken

Slide 2 - Slide

Wat is de formule van vermogen?

Slide 3 - Open question

Milan wil het vermogen weten van een elektromotor.

Hij meet een stroomsterkte van 0,35 mA en een spanning van 5,0 V.

Wat is het vermogen van zijn eletromotor?

Gegeven: I= 0,35 mA en U=5,0 V
Gevraagd: P in W
Uitwerking: P= U x I
I= 0,35 mA = 0,00035 A
5,0 x 0,00035 = 0,00175 W
P = 0,00175 W

Slide 4 - Slide

Erik heeft 2 lampjes waarvan hij het vermogen heeft bereken.

Lampje 1:                                  Lampje 2:

P= 1,2 W                                   P= 6300 W

U= 2,4 V                                    U= 9,0 V

I= 500 mA                                  I= 700 mA

a. Bij 1 van de lampjes heeft hij het vermogen fout berekend. Bij welk lampje zit de fout?
b. Wat is het juiste vermogen van dit lampje?
a. lamp 1:                                        lamp 2:
I= 0,5 A                                            I=0,7 A
2,4 x 0,5 = 1,2 W                           9,0 x 0,7 = 6,3 W

Lamp 2 is fout berekend

b. Het juiste vermogen is 6,3 W (zie berekening vraag a) 
Erik heeft de 700 mA niet omgerekend.

Slide 5 - Slide

Mirthe heeft een laptop waarvan het beeldscherm een vermogen heeft van 48 W en een spanning van 12 V.

Hoe groot is de stroomsterkte in A?

Gegeven: U= 12 V en P= 48 W
Gevraagd: I in A
Uitwerking: P=U x I dus I= P / U
48 / 12 = 4 A
I = 4 A

Slide 6 - Slide

Omrekenvragen

615000 W = 615 KW
0,0001 W= 0,1 mW
0,0023 A= 2,3 mA

Slide 7 - Slide

Het vermogen van een apparaat is 1150 W en de stroomsterkte is 5,0 A.

Wat is de spanning?

Gegeven: P = 1150 W en I= 5,0 A
Gevraagd: U in V
Uitwerking: P = U x I dus U = P / I
1150 / 5,0 = 230 V
U= 230 V

Slide 8 - Slide

Om het vermogen van een lampje te berekenen heb je de spanning en de stroomsterkte nodig.

Deze kun je meten met een voltmeter en een amperemeter.

De voltmeter en de amperemeter kun je in serie of parallel aansluiten in een stroomkring.

Op welke manier moet je de voltmeter aansluiten in de stroomkring?
En op welke manier de amperemeter?
Voltmeter sluit je parallel aan.
Ampèremeter sluit je in serie aan.

Slide 9 - Slide

Stroomkring
Door een stroomkring loopt een stroom.
De stroomsterkte geeft aan hoe groot de stroom is.
De stroomsterkte wordt aangegeven met de eenheid Ampère

Grootheid = Stroomsterkte = I
Eenheid = Ampère = A

Slide 10 - Slide

Voorbereiden SO
SO paragraaf 4: vermogen en energie
Leerdoelen: 
  • Je kunt uitleggen wat het vermogen van een apparaat is.
  • Je kent de eenheid van vermogen.
  • Je kunt het vermogen van een apparaat berekenen.
  • Je kunt uitleggen waarom een apparaat met een groter vermogen meer elektrische energie verbruikt.

Slide 11 - Slide

Vermogen
P = vermogen = hoeveel energie een apparaat elke seconde gebruikt = het aantal Watt

Dit reken je uit door:
Vermogen = Stroom x Spanning
Met afkortingen: P = I · U

Slide 12 - Slide

Welke formule klopt?
A
Vermogen = Energie x tijd
B
Energie = Vermogen x tijd
C
Tijd = vermogen x Energie
D
Energie = Vermogen + tijd

Slide 13 - Quiz

Wedstrijd op zonne-energie
World solar challange: race in Australie

Accus's: Opslag, maar ook gevaarlijk


Slide 14 - Slide

Zonnecel
Werking zonnecel

Slide 15 - Slide

Vermogen berekenen

Slide 16 - Slide

Zelfde formule, andere volgorde
vermogen = spanning x stroom

spanning = vermogen : stroom

stroom = vermogen : spanning

Slide 17 - Slide

De formules...
vermogen = spanning x stroom
spanning = vermogen : stroom
stroom = vermogen : spanning
energie(verbruik) = vermogen x tijd
kosten = energie(verbruik) x €0,25

Slide 18 - Slide

Afsluiten

Slide 19 - Slide

Wat moet nog in de les behandelt worden voor de toets? (denk aan bijvoorbeeld een onderdeel wat je moeilijk vind)

Slide 20 - Open question