Herhalingsles periode 2 H2C-A2B

1 / 38
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Gramática
Toetsstof: Ontkenning, werkwoord gustar, regelmatige werkwoorden, ww Ir & jugar, klokkijken

Wat ga je doen? 
1) Je kiest uit wat je graag extra wil oefenen. 
2) Voor de werkwoorden ga je oefenen op verbuga
3)  Voor gustar schrijf je eerst een uitleg in je schrift, deze laat je controleren, hierna ga je opdrachten maken die voorin de klas liggen.
4) Voor klokkijken maak je gebruik van de volgende site: https://www.esfacil.eu/nl/grammatica/tijd-oefenen.html 
Je doet de komende opdrachten voor 15 minuten in stilte, indien je een vraag hebt, kom je bij mij langs om deze te stellen. 

Slide 3 - Slide

Overhoring
1) De komende 10 minuten gaan jullie elkaar overhoren met de woordenlijsten 4.1 t/m 4.4 (beide richtingen)
2) Naderhand geven jullie elkaar een tip en een top, deze zullen jullie via Lessonup invullen dus zorg dat jouw laptop opgeladen is.

P.S. Dit is alleen om te oefenen en extra te leren, maak je dus geen zorgen als dit nog moeilijk is. 

Slide 4 - Slide

Schrijf op:
Jouw naam
de naam van je maatje
Een tip en een top

Slide 5 - Open question

Los números en Español 

Slide 6 - Slide

Zet deze zin ontkennend:

(niet) -> El autobús va a la ciudad.

Slide 7 - Open question

Zet deze zin ontkennend:

Nooit -> Javier canta en la ducha.

Slide 8 - Open question

Wat wil jij komende week nog extra oefenen?
Klokkijken
Vocabulaire
Frases clave
Werkwoorden presente
Werkwoord gustar
Ontkenning
Getallen

Slide 9 - Poll

Welke vraag heb jij nog over de toetsstof?

Slide 10 - Open question

Welke ontkenning is correct?
A
el profesor no dice nada
B
el profesor nada dice

Slide 11 - Quiz

Welke ontkenning is correct?
A
Nunca escucha música
B
No nunca escucha música

Slide 12 - Quiz

Jugar, vosotros
A
juegáis
B
jugais
C
jugáis

Slide 13 - Quiz

¿Te ___________ hablar español?
A
gusta
B
gustan

Slide 14 - Quiz

Kloktijden:
Het is 12.00
A
Son las doce.
B
Son las dos
C
Son los dos.
D
Es el mediodía.

Slide 15 - Quiz

Welke ontkenning is correct?
A
tengo no deberes
B
no tengo deberes

Slide 16 - Quiz

jugar-tú
A
jugamos
B
juego
C
juega
D
juegas

Slide 17 - Quiz

Kloktijden:
13.15
A
Son las una y cuarto
B
Es la una y cuarto
C
Es la una y cuatro
D
Son la una y cuarto

Slide 18 - Quiz

kloktijden:
het is 08.50 in de ochtend
A
Son las nueve y diez de la mañana
B
Son las nueve menos cinco de la mañana
C
Son las nueve menos diez de la mañana

Slide 19 - Quiz

IR
Kies de juiste vervoeging
Yo (Ir)________
A
vay
B
voy
C
vo
D
va

Slide 20 - Quiz

IR
Kies de juiste vervoeging
Él (Ir)________
A
ves
B
vas
C
ve
D
va

Slide 21 - Quiz

Vosotros (hablar)
A
hablas
B
hablan
C
habláis
D
hablamos

Slide 22 - Quiz

IR
Kies de juiste vervoeging
Vosotros (Ir)________
A
veis
B
vamos
C
vemos
D
vais

Slide 23 - Quiz

vervoeg: jugar (ella)
A
juga
B
jugan
C
juega
D
juegas

Slide 24 - Quiz

A vosotros __________________ (gustar) los viajes.
A
gustan
B
gusta
C
os gustan
D
vostros gustan

Slide 25 - Quiz

Me ________ jugar al fútbol.
A
gusta
B
gustan

Slide 26 - Quiz


A mí ____________(gustar) la fruta.
A
me gusto
B
me gusta
C
me gustan
D
me gustas

Slide 27 - Quiz

De voornaamwoorden bij gustar zijn:
A
me, te, se, nos os, se
B
me te, lo, la, nos, os los, las
C
me, te, le, nos ,os, les
D
mi, tu, su, nos ,os, su

Slide 28 - Quiz

A María __________________ (gustar) las tapas.
A
les gustan
B
le gusta
C
le gustan
D
la gustan

Slide 29 - Quiz

Me __________________ (gustar) las tiendas.
A
gustan
B
gusta

Slide 30 - Quiz

Ir, ella
A
Voy
B
Vas
C
Van
D
Va

Slide 31 - Quiz

hablar, tú
(hablar = praten)
A
habla
B
hablas
C
habláis
D
hables

Slide 32 - Quiz

ir en bici
A
te voet gaan
B
met de motor gaan
C
met de bus gaan
D
met de fiets gaan

Slide 33 - Quiz

Kloktijden
Het is 16.30
A
Son las cinco y media.
B
Son las cinco y medio.
C
Son las cuatro y media

Slide 34 - Quiz

vervoeg
jugar (ellas)
A
jugan
B
jugen
C
juegan
D
juegen

Slide 35 - Quiz

Ir
A
gaan
B
luisteren

Slide 36 - Quiz

Hoe goed ken jij de stof?
😒🙁😐🙂😃

Slide 37 - Poll

Welk cijfer denk je dat je gaat halen?
010

Slide 38 - Poll