Hoofdstuk 1 Spelling

H1 Spelling 
trema, apostrof, accent en cedille
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsWOStudiejaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H1 Spelling 
trema, apostrof, accent en cedille

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Link

accent aigu
Het accent aigu (Latijn: acutus, scherp), in de drukkerij kort met kuut aangeduid, is een diakritisch (boven) teken in de vorm van een streepje boven een letter dat van linksonder naar rechtsboven wijst.
é

Slide 3 - Slide

accent grave
Het accent grave (Latijn: gravis, zwaar), ook bekend als backtick, in de drukkerij kort met graaf aangeduid, is het streepje op een letter dat van linksboven naar rechtsonder wijst. Het wordt in het Nederlands op een klinker geplaatst als deze anders moet worden uitgesproken en dat niet uit het zinsverband blijkt. Het is een diakritisch teken.
è

Slide 4 - Slide

accent circonflexe
Het accent circonflexe, of kortweg de of het circonflexe of circumflex (Latijn: circumflexus, rond, gebogen), is een dakvormig diakritisch teken op een klinker of een medeklinker. 
ê

Slide 5 - Slide

cedille
Een cedille (in ç en ş, via Frans cédille uit Spaans cedilla, verkleinwoord van ceta, de letter 'z') is een diakritisch (onder) teken dat onder andere in de spelling van het Albanees, het Catalaans, het Frans, het Portugees en het Turks wordt gebruikt. 

Slide 6 - Slide

Welke is fout geschreven?
A
buiig
B
buiïg

Slide 7 - Quiz

Welke is goed geschreven?
A
babytje
B
baby'tje
C
babietje

Slide 8 - Quiz

Welke is goed geschreven
A
facáde
B
fácade
C
façade

Slide 9 - Quiz


A
vwo’er
B
vwo-er
C
vwoër

Slide 10 - Quiz

apostrof of liggend streepje
Als je afleiding maakt van een afkorting, een losse letter of cijfer, dan doe je dat ook met een apostrof: zzp’er, 6’je, a4’tje, vwo'er. Let erop dat je in samenstellingen van dit typ een streepje gebruikt: zzp-regeling, A4-papier, vwo-afdeling. 

Slide 11 - Slide

Woordendictee
Bedenk een toets van 4 zinnen waarin woorden staan met een: 
trema, apostrof, accenten of cedille

Klaar? Maak opdracht 8, blz. 38

Slide 12 - Slide

Zelfstandig werken
Werk verder uit de planner week 35-36

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide