Wanneer gebruik je de Present Perfect?
1. bij gebeurtenissen in het verleden die nu nog bezig zijn
2. bij ervaringen tot nu toe
3. je merkt nu resultaat van acties in het verleden
1. I can't run, I have broken my leg. (been nog steeds gebroken)
2. I have known him for 5 days. (je kent hem nog steeds)
3. I have been to London six times. (ervaring)