This lesson contains 22 slides, with text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Herhalingsles H3
3GT
Slide 1 - Slide
Wat moet je kunnen: H3.1 + H3.2
Je weet het verschil tussen directe en indirecte ruil
Je kunt de geldfuncties benoemen met voorbeelden
Je weet het verschil tussen chartaal en giraal geld
Je kunt drie manieren van giraal betalen noemen
Je kunt met een berekening het saldo op je bank checken
Je kunt drie spaarmotieven noemen en voorbeelden
Je kunt het verschil tussen spaarrekening en spaardeposito uitleggen
Je kunt rente berekenen met de enkelvoudige rente
Je kunt rente berekenen met samengestelde rente
Je kunt uitleggen wat het gevolg van inflatie is voor de koopkracht van je spaargeld
Slide 2 - Slide
Directe & Indirecte ruil
Directe Ruil:
Goederen tegen goederen/diensten ruilen
Indirecte Ruil:
Als je geld gebruikt
Slide 3 - Slide
Geldfuncties
Slide 4 - Slide
Chartaal
Giraal
Slide 5 - Slide
Giraal geld
Op je bankrekening
Niet tastbaar
Bijvoorbeeld:
Pinpas
internetbankieren
Mobiele app
Creditcard
Slide 6 - Slide
Nieuw saldo berekenen
Oud saldo
+ Ontvangsten
- Betalingen -----------------
Nieuw saldo
+ Positief saldo = Credit Saldo
- Negatief saldo = Debet Saldo = rood staan
Slide 7 - Slide
Spaarmotieven
Slide 8 - Slide
Soorten spaarrekeningen
Gewone spaarrekening
Spaardeposito
Variabele rente
Vaste rente
Rente kan veranderen
Rente kan niet veranderen
Slide 9 - Slide
Enkelvoudige rente
Slide 10 - Slide
Samengestelde rente
Samengestelde rente
Samengestelde rente
Dit kan je ook berekenen aan de hand van de groeifactor op blz. 76 van je boek!
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Wat moet je kunnen: H3.3 + H3.4
Je kunt de vier leenmotieven noemen en herkennen
Je kunt de kredietkosten van een lening berekenen
Je kunt de meest voorkomende kredietvormen noemen en herkennen
Je kunt uitleggen hoe een koop op afbetaling werkt
Je kunt uitleggen wat de rol van banken is in ons geldverkeer
Je kunt de voor- en nadelen noemen van beleggen vergeleken met sparen
Je kunt uitleggen dat je met de wisselkoers vreemde valuta kunt omrekenen
Je kunt berekenen hoeveel vreemd geld je voor een bedrag in euro's krijgt
Je kunt een bedrag in vreemd geld omrekenen naar euro's
Slide 13 - Slide
Lenen (leenmotieven)
Je kunt om verschillende redenen geld lenen:
Tijdelijk geldtekort
Je wilt een dure aankoop doen en de aankoop wil je niet uitstellen.
Aankoop van een woning (hypotheek)
Je hebt onverwacht dringend geld nodig en geen geld achter de hand.
Slide 14 - Slide
Kredietkosten
kredietkosten
Slide 15 - Slide
Drie kredietvormen
Er zijn drie kredietvormen:
Salariskrediet = je mag op je betaalrekening, afhankelijk van je salaris, tot een afgesproken bedrag in het rood staan. De rente hiervoor is erg hoog.
Persoonlijke lening = Je betaalt deze lening terug in een vast aantal termijnen met een vaste rente. Het termijnbedrag is elk maand gelijk.
Doorlopend krediet = je mag lenen tot een maximum bedrag, de kredietlimiet. De rente is variabel. Je hoeft het geld niet in één keer op te nemen. Geld dat je hebt afgelost mag je later ook weer opnemen.
- €500
Slide 16 - Slide
Koop op afbetaling
Koop op afbetaling: je hoeft niet alles in één keer te betalen. Je betaalt achteraf in termijnen, je leent het aankoopbedrag van de verkoper.
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Video
Beleggen vs Sparen
Sparen
Beleggen
Zekerheid dat je je inleg terug krijgt
Onzekerheid over terugkrijgen inleg
Vaste rente
Onvoorspelbare rente
Levert altijd op
Kan ook geld kosten
Vaak hoger rendement
Slide 19 - Slide
Met een bedrag in euro's vreemd geld kopen
Bij vreemd geld kopen doe je het aantal euro's keer de lage wisselkoers
Slide 20 - Slide
Omrekenen van vreemd geld naar euro
Aankoop van vreemd geld:
Bedrag in euro = bedrag in vreemd geld : aankoopkoers
Verkoop van vreemd geld:
Bedrag in euro = bedrag in vreemd geld : verkoopkoers