UNITÉ 3 TH1 ENTRE AMIS leçon 1

Bonjour!
1 / 17
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Bonjour!

Slide 1 - Slide

UNITÉ 3
Wat moet je in het Frans kunnen na dit hoofdstuk:
*Het uiterlijk van jezelf of iemand anders kunnen beschrijven 
*Verschillende kleding(stijlen) kunnen herkennen/ beschrijven
* Je familieleden voorstellen 
* praten/ schrijven over je eigen hobbies en bezigheden

Slide 2 - Slide

Unité 3
les 1: haarkleur, ogen, lengte, karakter
GEBRUIK van BIJVOEGLIJK NAAMWOORD
Les 2: kleuren en kleren. Vraagzinnen maken en beantwoorden
Les 3: werkwoorden: aller, mettre, lire, faire, avoir, être. Familieleden (+ herh. bezittelijk vnw)

Slide 3 - Slide

Tu es comment?
Wat is het goede antwoord?
A
B
C
D

Slide 4 - Quiz

de ogen
A
les yeux
B
la yeux
C
le yeux
D
de yeux

Slide 5 - Quiz

Quelle est la couleur de ses cheveux?
A
Elle a les cheveux bruns
B
Elle a les cheveux blonds
C
Elle a les cheveux gris
D
Elle a les cheveux noirs

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Slide

Petit
Grand
de taille moyenne

Slide 8 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord

Slide 9 - Slide

Former un adjectif qualificatif
Hoe maak je nou een bijv.nw in het Frans?
Ook zo'n woord past zich weer aan het zelfst.nw aan:

Un joli garçon - een leuke jongen                            (+ niets)
Une jolie fille - een leuk meisje                          (+e)
Deux jolis garçons - twee leuke jongens       (+s)
Deux jolies filles - twee leuke meisjes              (+es)

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Wat betekent het woord:" adjectif " in het Nederlands?

A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 12 - Quiz

un....garçon (grand)
A
grand
B
grande
C
grands
D
grandes

Slide 13 - Quiz

les _________ filles
A
jolie
B
jolies
C
joli
D
jolis

Slide 14 - Quiz

Bijvoeglijke naamwoorden in leçon 1 : pag. 
Les yeux bleus / bruns/verts
Une taille moyenne
Les cheveux courts/ longs/ blonds

Petit/ petite
Grand/ grande

TA PERSONNALITÉ (caractère):
*étourdi/ étourdie ( onnadenkend)
*bavard/ bavarde (kletserig)
* sportif/ sportive 
* généreux/ généreuse (gul)
* paresseux/ paresseuse (lui)
*sympathique
* drôle (grappig)
* timide (verlegen)
* pessimiste
(waarom staat bij de laatste 4 maar 1 vorm van het BN?)

Slide 15 - Slide

JE CHERCHE POUR LE TOURNOI...
UN candidat SPORTIF 
 UNE candidate SPORTIVE
DES candidats SPORTIFS 
 DES candidates SPORTIVES

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Link