AFPG-A-6 Bloedsomloop

Medische termen vorige week
Alveolaire lucht = 

1 / 51
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 51 slides, with text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Medische termen vorige week
Alveolaire lucht = 

Slide 1 - Slide

Medische termen vorige week
Alveolaire lucht = lucht in de longblaasjes

Slide 2 - Slide

Medische termen vorige week
Cyanose = 

Slide 3 - Slide

Medische termen vorige week
Cyanose = blauwverkleuring

Slide 4 - Slide

Medische termen vorige week
Larynx = 

Slide 5 - Slide

Medische termen vorige week
Larynx = strottenhoofd

Slide 6 - Slide

Medische termen vorige week
Pneumonie = 

Slide 7 - Slide

Medische termen vorige week
Pneumonie = longontsteking

Slide 8 - Slide

Medische termen vorige week
Sputum = 

Slide 9 - Slide

Medische termen vorige week
Sputum = slijm uit luchtwegen

Slide 10 - Slide

Medische termen vorige week
Arteria pulmonalis = 

Slide 11 - Slide

Medische termen vorige week
Arteria pulmonalis = longslagader

Slide 12 - Slide

AFPG-A-6 Bloedsomloop

Slide 13 - Slide

Bloedsomloop
  • Weefsels en organen voorzien van zuurstof
  • Weefsels en organen voorzien van voeding
  • Afvoeren van afvalstoffen

Organen: Hart, bloedvaten, lymfevatenstelsel, bloed

Slide 14 - Slide

Hart
Is een sterke spier
Is een zuig-pers pomp: zuigt bloed naar het hart en pompt bloed van het hart af
Ligging
  • in de borstholte, direct achter het borstbeen
  • in het mediastinum (= de ruimte tussen de longen)


Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Bouw van het hart
  • Rechter atrium: inmonding van onderste holle ader (vena cava inferior) en bovenste holle ader (vena cava superior)
  • Rechter ventrikel: uitmonding van de longslagader (truncus pulmonales)
  • Linker atrium: inmonding van longader (venae pulmonales)
  • Linker ventrikel: uitmonding van de aorta (= grote lichaamsslagader)




Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Wanden van het hart, 3 lagen
Endocard = binnenbekleding, glad oppervlak, kleppen zijn plooien van het endocard
Myocard = hartspierweefsel, boven dunner, onder dikker omdat er meer kracht nodig is
Hartzakje (pericard) = epicard en pericard, is een dubbelvlies, de ruimte tussen deze vliezen is de pericardholte, hierin bevindt zich vocht.

Slide 19 - Slide

Hartkleppen
  • tussen rechter boezem en kamer: tricuspidaalklep
  • tussen linker boezem en kamer: bicuspidaalklep of mitraalklep
  • begin longslagader: pulmonaal klep
  • begin van de aorta: aortaklep
  • dunne peesdraadjes houden de kleppen dicht
  • kleppen zorgen voor 1 richtingsverkeer

Slide 20 - Slide

Hartkleppen

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Grote bloedsomlooop
Linkerkamer --> aorta --> slagaders --> kleine slagaders --> haarvaten --> organen en weefsels --> haarvaten --> kleine aders --> aders --> holle aders (bovenste en onderste) --> rechter boezem

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Kleine bloedomloop
Rechterkamer --> longslagaders --> kleine slagaders --> haarvaten --> longweefsel --> haarvaten --> kleine aders --> longaders --> linkerboezem

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Prikkelautomaat van het hart
Werkt buiten onze wil om, gaat automatisch

Bestaat uit:
  • sinusknoop = pacemaker
  • atrioventriculaire knoop (AV-knoop)
  • bundel van His
  • vezels van Purkinje

Slide 27 - Slide

Prikkelautomaat
Sinusknoop = pacemaker

  • een groepje gespecialiseerde spiercellen die prikkels maken in een tempo van 100 bpm
  • myocard van de linker en rechterboezem trekken samen
Atrioventriculaire knoop = AV-knoop
  • ontvangt de prikkel uit de sinusknoop en wacht 0,1 seconde om de prikkel door te geven
  • hierna: myocard van linker en rechterkamer trekken samen



Slide 28 - Slide

Prikkelautomaat
Bundel van His

geleiden de prikkel over de kamers
Vezels van Purkinje
geleiden de prikkel over de kamers waardoor deze gaat samentrekken

Het bloed stroomt naar de kamers van uit de boezems en pas daarna spannen de kamers aan. Hierdoor gaat het bloed stromen, zou alles in 1 keer aanspannen blijft het bloed stilstaan




Slide 29 - Slide

1 Sinusknoop
2 AV-knoop
3 Bundel van His die overgaat in de vezels van Purkinje

Slide 30 - Slide

ECG
ECG = electrocardiogram

De prikkels die zich door de hartspier verspreiden veroorzaken electrische stroompjes die te meten zijn met behulp van het ECG (electro cardio gram)


Slide 31 - Slide

Slide 32 - Video

Diastole en systole
Diastole: rustfase van het hart, de boezems vullen zich
Systole: actiefase van het hart, boezems en kamers trekken samen
 
Bloeddruk = TENSIE = de druk op de wand van de bloedvaten

Systolische bloeddruk (bovendruk, 120mmHg)
Diastolische bloeddruk (onderdruk, 80 mmHg)
mmHg = millimeter kwik




Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Bloeddruk, afhankelijk van
  • vullingstoestand van de bloedvaten: te weinig bloed geeft lage bloeddruk (bijvoorbeeld bij shock)
  • slagvolume: per hartslag meer bloed in de slagaderen, dan een hogere druk
  • elasticiteit van de vaatwanden: bij stugge vaatwanden neemt de druk toe

Regeling van de bloeddruk: in het verlengde merg


Slide 35 - Slide

Bloed
  • is een transportmiddel
  • is een rode vloeistof
  • is wat stroperig en plakkerig

Een mens van 70 kg heeft 5 liter bloed.

Bloed bevat bloedplasma (55%) en bloedcellen (45%) in een vaste verhouding ( hematocriet = 45%)



Slide 36 - Slide

Bloedplasma bevat:
  • water: oplosmiddel
  • zouten: uitwisseling van stoffen (bloed – weefsel), bloeddruk, bloedvolume, zuurgraad
  • plasma-eiwitten: uitwisseling van stoffen (bloed – weefsel), zuurgraad, stoperigheid bloed, brandstof
  • bloedgassen: zuurstof, koolstofdioxide, stikstof
  • tijdelijke stoffen = voedingsstoffen, afvalstoffen, hormonen, vitaminen

Slide 37 - Slide

Bloedcellen
  • Rode bloedcellen = erytrocyten
  • Witte bloedcellen = leukocyten
  • Bloedplaatjes = thrombocyten

Slide 38 - Slide

Erytrocyten = rode bloedcellen
  • 5 miljoen per 1mm³
  • plat rond schijfje
  • de boven en onderkant is ingedeukt
  • kan zich vervormen om door kleine bloedvaatjes te kunnen
  • rode bloedcel is gevuld met hemoglobine
  • leeft ongeveer 120 dagen
  • is eigenlijk niet een echte cel, met spreekt ook wel van rode bloedlichaampje

Slide 39 - Slide

Erytrocyten
Rode bloedcel is gevuld met hemoglobine

  • bestaat uit 4 eiwitten gekoppeld aan ijzeratomen
  • ijzer geeft de rode kleur aan bloed
  • bloed geeft bruine vlekken op kleding (dit is roest van het ijzer)
  • in zuurstofrijke omgeving (longen): hemoglobine bindt zich aan zuurstof
  • in zuurstofarme omgeving (weefsel): hemoglobine laat de zuurstof weer los

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

Trombocyten = bloedplaatjes
  • er zijn er 250000 per 1mm³
  • hebben een levensduur van 1 week
  • cytoplasma bevat veel tromboplatinogeen
  • functie: speelt een rol bij de bloedstolling

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide

Verloop van de bloedstolling
1. lokale bloedvatvernauwing, pijnsignalen
2. propvorming: bloedplaatjes gaan aan elkaar kleven
3. bloedstolling: er ontstaat een stolsel, fibrine draen vormen een dicht network in de wondopening. Dit is het korstje
4. weefselherstel: het hormoon histamine zorgt voor bloedvatverwijding zodat extra zuurstof en voedingsstoffen worden aangevoerd. Hierdoor is het plekje enige tijd wat roder van kleur.

Slide 44 - Slide

Leukocyten = witte bloedcellen
6000 - 8000 per 1mm³
functie: afweren van vreemde stoffen, opruimen van oude en zieke lichaamscellen en celresten

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide

Lymfe-systeem
  • alleen afvoer van lymfe, weefselvocht
  • lymfevaten komen samen in lymfeknopen
  • lymfeknopen zijn een filter: bacteriën, dode of aangetaste weefselcellen, lichaamsvreemde stoffen
  • net voor het hart komt lymfe weer in de bloedbaan

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Slide

6 medische termen, even oefenen
Arteria axillaris = okselslagader
Anemie = bloedarmoede
Erytrocyten = rode bloedcellen
Myocard = spierwand van het hart
Tensie = bloeddruk
Vena subclavia = onderste sleutelbeenader

Slide 49 - Slide

6 medische termen, even oefenen
Arteria axillaris = 
Anemie = 
Erytrocyten = 
Myocard = 
Tensie = 
Vena subclavia = 

Slide 50 - Slide

Huiswerk
  1. Vragen maken uit LWP.
  2. Woorden opzoeken in Quizlet.
  3. Eind van de week: vragen nakijken met antwoordmodel.
  4. Vragen en woorden leren.
  5. Volgende week: kleine toets over de vragen en docent vraagt naar medisch termen.

Slide 51 - Slide