O4
1 ergens zijn tanden inzetten – zich intensief met iets bezighouden
2 haar op de tanden hebben – niet bang zijn; goed van zich af durven bijten
3 iemand aan de tand voelen – iemand op een strenge manier ondervragen
4 met de mond vol tanden staan – niet weten wat je moet zeggen
5 met lange tanden – met tegenzin
6 op zijn tandvlees lopen – totaal uitgeput zijn
7 van de hand in de tand leven – verdiend geld meteen uitgeven
8 zijn tanden laten zien – een dreigende houding aannemen