les 2

Wat gaan we allemaal doen vandaag?
  • Hoe zitten jullie erbij vandaag?
  • Terugblik vorige les
  • Bespreken huiswerk
  • Uitleg volgende onderdeel
  • Zelfstandig aan het werk met de opdrachten
  • Afsluiting
kauwgom prullenbak
mobiels inleveren
1 / 26
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Wat gaan we allemaal doen vandaag?
  • Hoe zitten jullie erbij vandaag?
  • Terugblik vorige les
  • Bespreken huiswerk
  • Uitleg volgende onderdeel
  • Zelfstandig aan het werk met de opdrachten
  • Afsluiting
kauwgom prullenbak
mobiels inleveren

Slide 1 - Slide

Opdracht 1
a) het is geen echte schuld want je hoeft het niet terug te betalen. 
b) de uitgaven zijn bijvoorbeeld school, huisarts, ziekenhuis, brandweer en politie.

Slide 2 - Slide

Opdracht 2
Dan kun je nog wat sparen (bijvoorbeeld voor de aanschaf voor een duur product)


In fase 3 heb je je AOW.
Opdracht 3

Slide 3 - Slide

Opdracht 4
Geschoold werk
Ongeschoold werk
doktersassistente
postbode
elktricien
vakkenvuller
leraar economie
vuilnisman

Slide 4 - Slide

Opdracht 5
Een opleiding kost geld (investering) die je later een hoger salaris (rendement) kan opleveren.


Het hoeft niet altijd zo te zijn, misschien is er een overschot van mensen met wat jij geleerd hebt....
Of bestaat het beroep tegen die tijd niet meer....
Opdracht 6

Slide 5 - Slide

Opdracht 7
a) de ANW: algemene nabestaande wet
de AKW: algemene kinderbijslagwet
b) vergrijzing wil zeggen dat er steeds meer oudere mensen komen, hierdoor zullen de uitgaven van AOW toenemen
c) de AOW leeftijd verhogen of de uitkering verlagen

Slide 6 - Slide

Opdracht 8
a) de AOW voor een alleenstaande is € 1.353,11 met heffingskorting, € 1.081,69 zonder deze korting 
de AOW voor een getrouwd stel is € 920,98 met heffingskorting, € 736,06 zonder deze korting
b) eigen mening, schrijf wel op waarom
c) zodat ze als ze met pensioen zijn ze een extraatje hebben

Slide 7 - Slide

Opdracht 9
a) van 67 tot 83 jaar = 16 jaar pensioen
16 x 20.000 = € 320.000,-
van 22 tot 67 jaar = 45 jaar werken
320.000 / 45 = € 7.111,11

Slide 8 - Slide

Arbeidsmarkt

Slide 9 - Slide

 V R A A G 
A A N B O D

Slide 10 - Slide

Krappe arbeidsmarkt
Ruime arbeidsmarkt

Slide 11 - Slide


UWV WERKbedrijf:
  • controleren of je recht hebt op een uitkering
  • helpt bij het zoeken naar een baan
  • niet commercieel

Uitzendbureaus:
  • helpen bij het zoeken naar een baan
  • commercieel bedrijf => dus winst!

Slide 12 - Slide

WERKGELEGENHEID

Slide 13 - Slide

VRAAG NAAR ARBEID    
  • werkgelegenheid               
  • totale aantal arbeidsplaatsen
  • vacatures
  • overheid en bedrijven
AANBOD VAN ARBEID
  • personen van 16 tot 67 jaar
  • beroepsgeschikte bevolking
  • beroepsbevolking
  • willen en kunnen minimaal 12 uur per week werken

Slide 14 - Slide

Arbeidsmarkt
Werkgelegenheid
Huiswerk:
Opdrachten
1 t/m 3 + 1 t/m 8

Slide 15 - Slide

Opdracht 1
a) stichting kinderopvang is een vrager naar arbeid, ze hebben immers mensen nodig
b) de totale vraag bij stichting 'Ienemieni' = 32 + 3 = 35 mensen

Slide 16 - Slide

Opdracht 2
a) juist: ruime arbeidsmarkt wil zeggen dat veel mensen op zoek zijn naar werk (aanbod).
b) juist: bedrijven hebben veel keuze
c) onjuist: ruime wil zeggen groot aanbod van arbeid
d) onjuist: makkelijk een baan bij krapte

Slide 17 - Slide

Opdracht 3
a) het Werkbedrijf UWV bemiddeld tussen bedrijven en mensen die willen werken
b) het Werkbedrijf UWV hoeft geen winst te maken; het is een overheidsinstelling
c) verschil UWV Werkbedrijf en uitzendbureau: uitzendbureau is geen overheidsinstelling en wil dus wel winst maken 
(is zelfs nodig voor het voortbestaan)

Slide 18 - Slide

vervolg opdracht 3
d) voorbeelden uitzendbureaus:


e) Wat zou jij Teun adviseren?
     waarom UWV?
     waarom uitzendbureau? 

Slide 19 - Slide

Opdracht 1
a) onjuist; misschien werken ze wel, maar willen ze wat anders gaan doen, veranderen van baan
b) onjuist; misschien wordt er wel personeel gezocht maar voldoet niemand aan de eisen
c) onjuist; als je niet wilt of niet kunt werken ben je niet werkloos
d) juist

Slide 20 - Slide

Opdracht 2
a) nee; ze is immers 6 jaar geleden zelf gestopt met werken
b) nee; hij staat niet ingeschreven bij het UWV
c) ja; hij staat ingeschreven en beschikbaar voor werk

Slide 21 - Slide

Opdracht 3
a) als een Nederlands bedrijf producten aan het buitenland verkoopt, noem je dat exporteren
b) als gezinnen producten kopen, noem je dat consumeren
c) als de overheid geld uitgeeft aan producten noem je dat overheidsbestedingen
d) als een bedrijf producten koopt bij een ander bedrijf noem je dat investeren

Slide 22 - Slide

Opdracht 4
Vraag neemt af -> werkloosheid stijgt
2 consument koopt minder
3 bedrijven verkopen minder
5 bedrijven maken minder
1 bedrijven hebben minder mensen nodig
4 werkloosheid stijgt

Slide 23 - Slide

Opdracht 5
a) afname export 
    bedrijven verkopen minder
    bedrijven maken minder
    bedrijven hebben minder mensen nodig
    werkloosheid stijgt
b) afname overheidsbestedingen
    (overheids)bedrijven verkopen minder
    (overheids)bedrijven maken minder
    (overheids)bedrijven hebben minder mensen nodig
    werkloosheid stijgt

Slide 24 - Slide

Opdracht 6
a) met het schrappen van banen probeert het bedrijf de kosten omlaag te krijgen
b) het schrappen van banen zorgt voor minder werkgelegenheid
c) hopelijk minder; een aantal zal bij een ander bedrijf gaan werken (maar als dit niet zo is, dan wellicht meer ivm lagere inkomsten van de 800)

Slide 25 - Slide

Opdracht 7
a) arbeidsintensief wil zeggen dat er veel arbeid voor nodig is. Dus verhouding arbeid/ kapitaal is veel meer arbeid.
b) als het verplaatst wordt naar een laag-lonen-land: 
lage lonen, dus lagere kosten, goedkoper product, meer vraag, meer productie
c) verplaatsen arbeid naar het buitenland: structurele werkloosheid (de banen komen niet meer terug)

Slide 26 - Slide