H3 Mavo 3 C: stappenplan futur simple hh maart 2023

      Chapitre 3
Vive la France!
Vive le français!
1 / 33
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

      Chapitre 3
Vive la France!
Vive le français!

Slide 1 - Slide

Toets=SE III uit het PTA
Week 15 : SEIII is een hoofdstuk toets

* Hoofdstuk 3 met uitgebreidere brief, zonder teksten

Slide 2 - Slide

Planning hoofdstuk 3
Oefenen: voc. B

Spreekvaardigheid: parler français (phrases-clés D)

Herhalen: Futur simple blz. 40 van je tekstboek

Huiswerk: Leren grammatica C. Maken C: opdracht 14

Slide 3 - Slide

Francophonie: Ici on parle français!

Slide 4 - Slide

Le Canada

Slide 5 - Slide

Résumé
Planète francophone
Ma futures matières
Acadiens, qui êtes-vous
le futur simple (de toekomende tijd)
Qu'est-ce que tu veux devenir plus tard?
poser une question


Slide 6 - Slide

Parler français
Hoe vraag je:
* In welke klas zit je?  * Wat is je lievelingsvak? 
* In welke vakken ben je goed?   * Welke vakken zul je later hebben?       
* Wat wil je later doen? Waarom wil je dit beroep doen?
Hoe zeg je:
* Ik zit in de 3e klas op het Nieuwe Eemland. 
* Dat is beeldende kunst omdat ik tekenen leuk vind. 
* Ik ben heel goed in geschiedenis maar ik haal goede cijfers over het algemeen.

Slide 7 - Slide

Le système scolaire en France

Slide 8 - Slide

Les matières

Slide 9 - Slide

Tu es en quelle classe?
Je suis en troisième, 
au collège Het Nieuwe Eemland.

Slide 10 - Slide

Quelle est ta matière préférée?
C'est la chimie parce que 
j'aime les mathières scientiques

Slide 11 - Slide

Tu es fort(e) en quoi?
Je suis fort(e) en français et en anglais.

Slide 12 - Slide

Qu'est-ce que tu n'aimes pas au collège?
Je n'aime pas la biologie à cause des expériences.

Slide 13 - Slide

Tu choisiras quelles matières, l'anneé prochaine?
Je choisirai le français, l'économie et la musique.

Slide 14 - Slide

Plus tard, je voudrais devinir.....

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide


Wat is een vorm van de futur?
VISITER
A
je visite
B
je visiterai
C
je visiter
D
je visitai

Slide 23 - Quiz


Wat is een vorm van de futur?
DEMENAGER
A
ils déménagent
B
ils déménagerent
C
ils déménageront
D
ils déménager

Slide 24 - Quiz


Wat is een vorm van de futur?
ACHETER
A
nous achterons
B
nous achterez
C
nous achetons
D
nous acheter

Slide 25 - Quiz


Wat is een vorm van de futur?
FINIR
A
nous finons
B
nous finissons
C
nous finions
D
nous finirons

Slide 26 - Quiz


Wat is een vorm van de futur?
PARTIR
A
elle partira
B
elle partiras
C
elle part
D
elle parte

Slide 27 - Quiz


Wat is een vorm van de futur?
PRENDRE
A
tu prends
B
tu prendras
C
tu prendreas
D
tu prendre

Slide 28 - Quiz


Wat is een vorm van de futur?
DIRE
A
je dirai
B
je direai
C
je dis
D
je disai

Slide 29 - Quiz

Welke futur stam heeft het werkwoord

AVOIR
A
aur
B
ser
C
pourr
D
fer

Slide 30 - Quiz

Welke futur stam heeft het werkwoord

vouloir
A
pourr
B
voudr
C
ser
D
aur

Slide 31 - Quiz

Welke futur stam heeft het werkwoord

ETRE
A
fer
B
ir
C
aur
D
ser

Slide 32 - Quiz

Welke futur stam heeft het werkwoord

ALLER
A
fer
B
aur
C
ser
D
ir

Slide 33 - Quiz