Gedrag

1 / 33
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Organismen in welke rijken
kunnen gedrag vertonen?
A
Planten, schimmels, bacteriën en dieren
B
Planten en dieren
C
Dieren en mensen
D
Dieren

Slide 2 - Quiz

Wel of geen gedrag?
Een hamster in winterslaap.
A
Wel gedrag
B
Geen gedrag

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Spreeuwenjongen die pas uit het ei gekomen zijn, hebben hun ogen nog dicht. Wanneer een ouder op het nest landt, sperren ze onmiddellijk hun bek open.
Wat is de uitwendige prikkel voor dit gedrag van de spreeuwenjongen?
A
honger
B
het bewegen van het nest
C
het ruiken van een worm
D
het zien van hun ouder

Slide 7 - Quiz

Welke van de onderstaande gedragingen is aangeboren?
A
Een stekelbaars valt een houten blokje met een rode onderkant aan.
B
Een hamster komt elke avond op dezelfde tijd in actie.
C
Een vogel komt elk jaar terug naar dezelfde broedplaats op hetzelfde eiland.
D
Een wolf vindt zijn prooi door het geurspoor te volgen.

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Slide

Het waaieren van een stekelbaarsmannetje is
een voorbeeld van een
A
gedragssysteem.
B
gedragsketen.
C
gedragselement.
D
gedragsprikkel.

Slide 10 - Quiz

In 1996 ontdekte Gavin Hunt, een etholoog, dat de Nieuw-Caledonische kraai diverse soorten gereedschap - waaronder haakvormige - gebruikt om zijn prooi uit voor de snavel onbereikbare plekken te vissen. Het is niet duidelijk of dit gedrag erfelijk is. Leg uit hoe dit gedrag binnen een soort kan blijven voorkomen ondanks dat dit niet erfelijk is.

Slide 11 - Open question

Stel dat alle kennis aangeboren zou zijn. Leren (en naar school gaan) is dan niet meer nodig? Of toch wel?
Noem naast hersencapaciteit een ander argument waarom (het vermogen om te) leren van "levensbelang" is.

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Elke morgen doet een student 's morgens het licht in het laboratorium aan voor dat zij de vissen in het aquarium voert. Na enkele weken merkt de student dat de vissen onmiddellijk wanneer het licht aangaat naar het oppervlakte van het water zwemmen om te gaan eten, onafhankelijk van het feit of er voer op het water drijft of niet.
Dit is een voorbeeld van
A
gewenning.
B
klassieke conditionering.
C
operante conditionering.
D
inprenting.

Slide 24 - Quiz

Mensen met hyperekplexia verstijven bij schrik enige ogenblikken volkomen. Bij nader onderzoek bleek dat er onder de patiënten twee typen aandoeningen voorkomen: echte hyperekplexia en 'superschrik'. Mensen met superschrik zijn mensen die wel extreem schrikken, maar niet stijf worden. Als patiënten om de twintig seconden een harde knal te horen krijgen, kunnen ze onderscheiden worden. Patiënten met echte hyperekplexia reageren na drie knallen niet meer, patiënten met superschrik veren ook na twaalf knallen nog even hard overeind.
Welk type leerproces treedt bij echte hyperekplexia wel en bij superschrik niet op?
A
conditionering
B
inzicht
C
gewenning
D
trail and error

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Slide

In februari nemen mannetjes-aalscholvers bij het zien van vrouwtjes bepaalde houdingen aan.
Hoe wordt het gedrag in de afbeelding genoemd?

Slide 27 - Open question

Twee stekelbaarsjesmannetjes bevinden zich op de grens van hun territorium. Ze vertonen allebei afwisselend aanvals- en vluchtgedrag. Plotseling gaat één van de vissen zandhappen. Dit zandhappen doet het mannetje bij het bouwen van een nest.
Hoe noem je dit gedrag in deze situatie?
A
verzoeningsgedrag
B
ambivalent gedrag
C
overspronggedrag
D
omgericht gedrag

Slide 28 - Quiz

In een dierentuin leven vijf witte neushoorns samen in een groep, één mannetje en vier vrouwtjes. Een onderzoeker noteert regelmatig hoe vaak de dieren dreiggedrag vertonen tegen elkaar, zoals brullen, duwen en stoten met de hoorn. Uit de resultaten trekt hij conclusies over een rangorde binnen de groep. In een schema geeft hij die rangorde weer:
Geef de naam van de neushoorn die het laagst in de rangorde staat.

Slide 29 - Open question

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide