What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
H5.1 + H5.2 - Zoutformules + Zouten in water _ Deel 2
§5.1 + §5.2 - Zout namen & formules + Zouten in water
Hoe worden zouten gevormd?
Ionsoorten leren kennen
Namen en formules van zouten opstellen
1 / 44
next
Slide 1:
Slide
Scheikunde
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
This lesson contains
44 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
60 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
§5.1 + §5.2 - Zout namen & formules + Zouten in water
Hoe worden zouten gevormd?
Ionsoorten leren kennen
Namen en formules van zouten opstellen
Slide 1 - Slide
Inleiding
TOP-week 3 = SE H5 (en voorkennis) + §7.2
=> Voornaamste onderwerp: zouten
Moeten dus snel beginnen met H5!
Slide 2 - Slide
H5 - Zouten en Zoutoplossingen
Paragrafen:
§5.1 => Zoutformules en namen
§5.2 => Zouten in water
§5.3 => Zouthydraten
§5.4 => Reacties tussen ionen
§7.2 => Molariteit
Slide 3 - Slide
Planning deze les
Herhaling §5.1 & §5.2
=> d.m.v. quiz
Uitleg §5.2 - Deel 2
Controle op lesdoelen
Slide 4 - Slide
Deze kennis zou je nu moeten hebben:
Ik weet:
wat een romeins cijfer in een naam van een zout betekent
de namen en formules van de enkelvoudige & samengestelde ionen
wat er met een zout gebeurt wanneer deze oplost in water
Ik kan:
verhoudingsformules opstellen van zouten
namen van zouten geven, aan de hand van verhoudingsformules
rationele en triviale namen opzoeken in binas (T. 66)
opzoeken in Binas (T. 45) of een zout wel/niet goed oplosbaar is in water
oplosvergelijkingen opstellen
Slide 5 - Slide
Herhaling - Quiz
Pak je BiNaS erbij
Pak je schrift / leeg blaadje erbij
Probeer de vragen voor jezelf te beantwoorden!!
Slide 6 - Slide
Wat is de verhoudingsformule van:
en
Z
n
2
+
C
l
−
A
Z
n
C
l
B
Z
n
C
l
2
C
C
l
2
Z
n
D
Z
n
2
C
l
Slide 7 - Quiz
Wat is de verhoudingsformule van:
en
L
i
+
C
O
3
2
−
A
L
i
C
O
3
B
L
i
(
C
O
3
)
2
C
L
i
2
C
O
3
D
C
O
3
L
i
Slide 8 - Quiz
Wat is de verhoudingsformule van:
en
A
l
3
+
S
2
−
A
A
l
2
S
3
B
A
l
3
S
2
C
S
A
l
D
S
3
A
l
2
Slide 9 - Quiz
Wat is de verhoudingsformule van:
en
N
a
+
P
O
4
3
−
A
N
a
P
O
4
B
N
a
3
P
O
4
C
N
a
P
O
4
⋅
3
D
N
a
(
P
O
4
)
3
Slide 10 - Quiz
Wat is de verhoudingsformule van:
kaliumfluoride
A
K
F
B
K
2
F
C
K
F
2
D
K
2
F
2
Slide 11 - Quiz
Wat is de verhoudingsformule van:
Lood(II)sulfaat
A
P
b
S
O
4
B
P
b
2
S
O
4
C
P
b
2
(
S
O
4
)
2
D
P
b
(
S
O
4
)
2
Slide 12 - Quiz
Wat is de verhoudingsformule van:
bariumhydroxide
A
B
a
O
H
2
B
B
a
(
O
H
)
2
C
B
a
2
O
H
D
(
B
a
)
2
(
O
H
)
Slide 13 - Quiz
Wat is de verhoudingsformule van:
calciumfosfaat
A
C
a
P
O
4
B
C
a
2
(
P
O
4
)
3
C
C
a
3
(
P
O
4
)
2
D
C
a
3
P
O
4
Slide 14 - Quiz
Wat is de rationele naam voor het zout salmiak?
Slide 15 - Open question
Wat is de rationele naam van de stof met de naam 'bitterzout'.
Slide 16 - Open question
Wat gebeurt er op microniveau bij het oplossen van een goed oplosbaar zout?
A
de ionen gaan harder trillen
B
de ionen laten elkaar los en gaan vrij bewegen
C
de ionen gaan in een rooster zitten
D
de zoutkorrels verdwijnen
Slide 17 - Quiz
Welke van de volgende stof(fen) is/zijn slecht oplosbaar in water?
A
Bariumhydroxide
B
Calciumcarbonaat
C
Kaliumchloride
D
Kopernitraat
Slide 18 - Quiz
Welke van de volgende stof(fen) is/zijn goed oplosbaar in water?
A
Magnesiumbromide
B
Bariumsulfaat
C
Kaliumcarbonaat
D
Zinksulfide
Slide 19 - Quiz
Wat is de juiste oplosvergelijking van:
kaliumchloride
A
2
K
C
l
(
s
)
→
2
K
(
a
q
)
+
C
l
2
(
a
q
)
B
K
C
l
(
s
)
+
H
2
O
(
l
)
→
K
+
(
a
q
)
+
C
l
−
(
a
q
)
+
H
2
O
(
l
)
C
K
C
l
(
s
)
→
K
+
(
a
q
)
+
C
l
−
(
a
q
)
D
Dit zout lost slecht op
Slide 20 - Quiz
Wat is de juiste oplosvergelijking van:
zinknitraat
A
Z
n
2
+
(
a
q
)
+
2
N
O
3
−
(
a
q
)
→
Z
n
(
N
O
3
)
2
(
s
)
B
Z
n
(
N
O
3
)
2
(
s
)
→
Z
n
2
+
(
a
q
)
+
2
N
O
3
−
(
a
q
)
C
Z
n
(
N
O
3
)
2
(
a
q
)
→
Z
n
2
+
(
a
q
)
+
N
O
3
−
(
a
q
)
D
Z
n
(
N
O
3
)
2
→
Z
n
2
+
+
2
N
O
3
−
Slide 21 - Quiz
Wat is de juiste oplosvergelijking van:
aluminiumchloride
A
2
A
l
C
l
3
(
s
)
→
2
A
l
(
a
q
)
+
3
C
l
2
(
a
q
)
B
A
l
C
l
3
(
s
)
→
A
l
3
+
(
a
q
)
+
3
C
l
−
(
a
q
)
C
A
l
C
l
3
(
s
)
→
A
l
(
a
q
)
+
3
C
l
(
a
q
)
D
A
l
C
l
3
(
s
)
→
A
l
3
+
(
a
q
)
+
C
l
3
−
(
a
q
)
Slide 22 - Quiz
Wat is de juiste oplosvergelijking van:
magnesiumcarbonaat
A
M
g
C
O
3
(
s
)
→
M
g
(
a
q
)
+
C
O
3
(
a
q
)
B
M
g
C
O
3
(
s
)
→
M
g
+
(
a
q
)
+
C
O
3
2
−
(
a
q
)
C
M
g
C
O
3
(
s
)
→
M
g
2
+
(
a
q
)
+
3
C
O
2
−
(
a
q
)
D
Dit zout is slecht oplosbaar
Slide 23 - Quiz
Hiernaast zie je een gehydrateerd ion.
Leg uit of dit een positief-ion of negatief-ion betreft.
Slide 24 - Open question
Na deze les:
Ik weet:
wat er met een zout gebeurt wanneer deze oplost in water
wat er met een zoutoplossing gebeurt wanneer deze ingedampt wordt
Ik kan:
opzoeken in Binas (T. 45) of een zout wel/niet goed oplosbaar is in water
oplosvergelijkingen opstellen
indampvergelijkingen opstellen
Slide 25 - Slide
Herhalen §5.1
Zouten:
Combinatie van metaal- en niet-metaal.
Wordt gevormd doordat metaalatoom elektron(en) weggeeft aan niet-metaalatoom.
Hierdoor worden geladen deeltjes gevormd:
ionen.
Zout bestaat uit metaal
ion
+ niet-metaal
ion
Slide 26 - Slide
Verhoudingsformule opstellen -> Stappenplan
Lees de naam goed en splits atoomsoorten
Noteer de ionen (inclusie lading)
Bepaal de verhouding (vereenvoudig indien nodig)
Noteer de verhoudingsformule (zet samengestelde ionen tussen haakjes wanneer deze vermeerderd moet worden)
Voorbeeld 3 -
Lood(II)nitraat
1. Lood(II) - nitraat
2. Pb
2+
- NO
3
-
3. 1 : 2
4. Pb(NO
3
)
2
Slide 27 - Slide
Uitleg §5.1 - Lading ion bepalen
Bepaal de lading van het Fe deeltje in het zout: FeNaPO
4
Bepaal eerst de lading van de bekende ionen:
PO
4
heeft een lading van 3-
Na heeft een lading van 1+
Om een ongeladen zout te krijgen, moet er dus nog 2+ lading zijn
Fe moet dus wel een lading van 2+ hebben
(anders heeft het zout geen lading van 0)
Slide 28 - Slide
Welke lading heeft een strontium-ion?
A
1+
B
2+
C
1-
D
2-
Slide 29 - Quiz
De lading van het Pb ion in PbS
2
Het zwavel-ion heeft een lading van 2-
A
1+
B
2+
C
3+
D
4+
Slide 30 - Quiz
Wat is de lading van het ijzer-ion in dit zout?
(
N
H
4
)
2
F
e
(
S
O
4
)
2
A
1+
B
2+
C
3+
D
Ongeladen
Slide 31 - Quiz
Uitleg §5.2 - Zouten in water
Lossen wel of niet op...
-> Oplosbaarheid verschilt per zout
=> Binas T. 45A
Slide 32 - Slide
Uitleg §5.2
Goed oplosbaar zout
-> 'verdwijnt' in water
=> valt het uiteen in ionen
=> niet zichtbaar met blote oog
Slide 33 - Slide
Uitleg §5.2
De ionen worden omringd door watermoleculen (
gehydrateerd
) en komen zo los.
In de oplossing zitten dus
individuele losse ionen:
Slide 34 - Slide
Uitleg §5.2
Oplosvergelijking:
NaCl (s) -> Na
+
(aq) + Cl
-
(aq)
Ca(NO
3
)
2
(s) -> Ca
2+
(aq) + 2 NO
3
-
(aq)
Let op: Je kan alleen een oplosvergelijking geven wanneer het goed oplosbaar is in water!
Slide 35 - Slide
Uitleg §5.2
Indampen
=> Verdampt het water
Indampvergelijking
=> omgekeerde van oplosvergelijking
Na
+
(aq) + Cl
-
(aq) -> NaCl (s)
Ca
2+
(aq) + 2 NO
3
-
(aq) -> Ca(NO
3
)
2
(s)
Slide 36 - Slide
Wat voor gebeurtenis is de onderstaande vergelijking?
3
K
+
(
a
q
)
+
P
O
4
3
−
(
a
q
)
−
>
K
3
(
P
O
4
)
2
(
s
)
A
indampvergelijking van kaliumfosfaat
B
oplosvergelijking van calciumfosfaat
C
oplosvergelijking van kaliumfosfaat
D
indampvergelijking van calciumfosfaat
Slide 37 - Quiz
Geef de oplosvergelijking van ijzer(II)sulfaat in water:
A
F
e
S
O
4
(
s
)
+
H
2
O
(
l
)
−
>
F
e
S
O
4
(
a
q
)
B
F
e
2
S
O
4
(
s
)
−
>
2
F
e
+
(
a
q
)
+
S
O
4
2
−
(
a
q
)
C
F
e
S
O
4
(
s
)
−
>
F
e
2
+
(
a
q
)
+
S
O
4
2
−
(
a
q
)
D
F
e
S
O
4
(
s
)
−
>
F
e
(
a
q
)
+
S
O
4
(
a
q
)
Slide 38 - Quiz
Wat is de oplosvergelijking van het oplossen van aluminiumfosfaat
A
A
l
3
+
(
a
q
)
+
P
O
4
3
−
(
a
q
)
→
A
l
P
O
4
(
s
)
B
A
l
P
O
4
(
s
)
→
A
l
3
+
(
a
q
)
+
P
O
4
3
−
(
a
q
)
C
Dit zout lost slecht op, dus geen oplosvergelijking
D
A
l
P
O
4
→
A
l
3
+
+
P
O
4
3
−
Slide 39 - Quiz
Wat is de indampvergelijking voor het oplossen van natriumhydroxide?
A
N
a
+
+
O
H
−
→
N
a
O
H
B
N
a
O
H
(
s
)
→
N
a
+
(
a
q
)
+
O
H
−
(
a
q
)
C
N
a
O
H
→
N
a
+
+
O
H
−
D
N
a
+
(
a
q
)
+
O
H
−
(
a
q
)
→
N
a
O
H
(
s
)
Slide 40 - Quiz
De indampvergelijking van
zinknitraat is:
A
Z
n
2
+
+
2
N
O
3
−
→
Z
n
(
N
O
3
)
2
B
Z
n
(
N
O
3
)
2
→
Z
n
2
+
+
2
N
O
3
−
C
Z
n
2
+
+
N
O
3
−
→
Z
n
(
N
O
3
)
2
D
Z
n
(
N
O
3
)
2
→
Z
n
2
+
+
N
O
3
−
Slide 41 - Quiz
Na deze les (nu):
Ik weet:
wat er met een zout gebeurt wanneer deze oplost in water
wat er met een zoutoplossing gebeurt wanneer deze ingedampt worde
Ik kan:
opzoeken in Binas (T. 45) of een zout wel/niet goed oplosbaar is in water
oplosvergelijkingen opstellen
indampvergelijkingen opstellen
Slide 42 - Slide
Wat vind je nu nog lastig?
Slide 43 - Open question
Aan de slag
Doorlezen §5.1 + §5.2:
Maken §5.1 + §5.2:
§5.1 opdr.: 6, 12, 14, 15, 18
§5.2 opdr.: 20, 23, 24, 25
Slide 44 - Slide
More lessons like this
H5.1 + H5.2 - Zoutformules + Zouten in water
January 2024
- Lesson with
41 slides
Scheikunde
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
H4.1 + H4.2 - Zoutformules + Zouten in water _ Deel 2
January 2024
- Lesson with
43 slides
Scheikunde
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
H5.4 - herhaling van Zoutformules + Zouten in water
February 2023
- Lesson with
37 slides
Scheikunde
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
H5.2 + H5.4 - Zoutformules + Zouten in water
January 2022
- Lesson with
40 slides
Scheikunde
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
4 HAVO par 5.2 oefenen
April 2023
- Lesson with
22 slides
Scheikunde
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
H4.1 + H4.2 - Zoutformules + Zouten in water
January 2024
- Lesson with
41 slides
Scheikunde
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
4 MAVO hfst zouten 2023_2024
December 2023
- Lesson with
44 slides
Scheikunde
Middelbare school
vmbo g, t, mavo
Leerjaar 4
Par 3.2 Oplossen van zouten
September 2023
- Lesson with
16 slides
Scheikunde
Middelbare school
havo
Leerjaar 4