6.2 Arbeidsmarkt

6.2 Arbeidsmarkt
1 / 19
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

6.2 Arbeidsmarkt

Slide 1 - Slide

Vraag naar arbeid

Aanbod van arbeid 

Slide 2 - Slide

Vraag naar arbeid
Vraag naar arbeid vanuit...

  • ondernemingen
  • niet-commerciële organisaties
  • vacatures 

Slide 3 - Slide

Aanbod van arbeid
Alle mensen die werk hebben of zoeken voor minimaal 1 uur per week.
  • werknemers
  • zelfstandigen
  • werklozen

Slide 4 - Slide

Werkgelegenheid
Werkgelegenheid = alle arbeidsplaatsen bij bedrijven en de overheid
Vacatures = alle openstaande banen


Vraag naar arbeid = werkgelegenheid + vacatures









Slide 5 - Slide

Beroepsbevolking


= Alle mensen tussen de 15 en 75 jaar die kunnen & willen werken.
1. iedereen die al werkt 
2. werklozen 

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Arbeidsproductiviteit
Hoe meer werkende, hoe hoger de productie, hoe hoger de welvaart.

Arbeidsproductiviteit (apt)= Wat een persoon kan produceren in een bepaalde tijd


Conclusie
Als de arbeidsproductiviteit stijgt, worden er meer producten gemaakt door hetzelfde aantal mensen, en neemt de welvaart per persoon toe.

Slide 8 - Slide

Waardoor kan de arbeidsproductiviteit toenemen?
  • technologische ontwikkeling, zoals automatisering en mechanisering
  • betere arbeidsverdeling (wie doet wat, specialisatie)
  •  scholing
  • prestatiebeloning (bonus)
  • arbeidsomstandigheden

Slide 9 - Slide

Aan de slag
Ga aan de slag en maak opdracht 6.28 t/m 6.30
timer
10:00

Slide 10 - Slide

Hoe bereken je de arbeidsproductiviteit?

Slide 11 - Open question

Hoe zou de arbeidsproductiviteit verhoogd kunnen worden?

Slide 12 - Open question

De werkgelegenheid bestaat uit:
A
Werkende zelfstandigen, werkenden en vacatures
B
Werkende zelfstandigen en werkenden.
C
Werkenden en vacatures.
D
Werkenden.

Slide 13 - Quiz

Wanneer is de arbeidsmarkt krap?
Stijgt of daalt het loon dan?
A
Vraag is groter dan aanbod; loon daalt.
B
Vraag is kleiner dan aanbod; loon daalt.
C
Vraag is groter dan aanbod; loon stijgt.
D
Vraag is kleiner dan aanbod; loon stijgt.

Slide 14 - Quiz

Een arbeidsmarkt waarin de vraag naar personeel groter is dan het aanbod ervan.
A
een krappe arbeidsmarkt
B
een ruime arbeidsmarkt

Slide 15 - Quiz

De arbeidsmarkt is een ...
A
abstracte markt
B
concrete markt

Slide 16 - Quiz

OP een krappe arbeidsmarkt is er meer/minder werkloosheid dan op een ruime arbeidsmarkt.
A
Meer
B
Minder

Slide 17 - Quiz

Wat is het totale aanbod van arbeid vandaan?

A
arbeiders
B
werklozen
C
beroepsbevolking
D
alle werkenden

Slide 18 - Quiz

Aan de slag maten
Maak 6.23 en 6.27 t/m 6.30 
Je werkt 15 minuten zelfstandig in stilte
timer
15:00

Slide 19 - Slide