Arbeidsproductiviteit

§ 6.2.2
Arbeidsproductiviteit
1 / 50
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 50 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

§ 6.2.2
Arbeidsproductiviteit

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Na deze les kun je...
  • uitleggen wat arbeidsproductiviteit is en   hoe we de arbeidsproductiviteit kunnen   berekenen.
  • het werkloosheidspercentage berekenen

Slide 2 - Slide

Bespreken opdrachten
6.22, 6.23, 6.24, 
6.26, 6.27 en 6.28

Slide 3 - Slide

6.24
a. Bereken het evenwichtsloon en de evenwichtshoeveelheid.



Slide 4 - Slide

6.24 a
Qa = 4L - 39          Qv = -1,5L + 60   
Qa = Qv
4L - 39 = -1,5L + 60 
5,5L = 99
L = 99 / 5,5 = € 18
Qv = -1,5 x 18 + 60 = 33.000 gevraagde personen
Qa = 4 x 18 - 39 = 33.000 aanbieders



Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

6.26
Geef voor elke situatie aan of de personen behoren tot de vraag naar arbeid of het aanbod van arbeid of geen van beide.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Vraag naar arbeid

De vraag naar arbeid bestaat uit de beroepsbevolking.
Aanbod van arbeid

Het aanbod van arbeid bestaat uit alle mensen die betaald werk hebben of zoeken voor 1 uur of meer per week.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

6.27
a. Hoeveel bedraagt de werkgelegenheid in Alstad in december?

b. Bereken het aantal werklozen personen.

Slide 11 - Slide

6.27 a
De werkgelegenheid = De banen die door zelfstandigen en werknemers (de werkenden) worden vervuld.


Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

6.27 b
Aantal werklozen = beroepsbevolking - werkende

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

6.27 b.
Aantal werklozen = beroepsbevolking - werkende

Aantal werklozen = 19.551 - 18.612 = 939

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Arbeidsproductiviteit (apt)
De arbeidsproductiviteit is de productie(waarde) per persoon in een bepaalde periode. 

Slide 18 - Slide

Arbeidsproductiviteit

Slide 19 - Slide

Arbeidsproductiviteit 
  • stijgt met hoger opleidingsniveau medewerkers 
  • stijgt door inzet hoogwaardige machines (en automatisering)
  • als deze hoog is kun je goedkoper produceren en dat is goed voor de export van product en diensten

Slide 20 - Slide

b. Bereken de arbeidsproductiviteit in iPhones per uur.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

6.29 a
arbeidsproductiviteit per jaar =
 productie(waarde) / werkgelegenheid

56.000.000 / 2.000 = 28.000 iPhones per jaar


Slide 23 - Slide

6.29 b
Aantal gewerkte uren per jaar = ( 52 - 6) x 36 uur = 1.656 uur

arbeidsproductiviteit per uur= 

28.000 / 1.656 = 16,9 iPhones per uur


Slide 24 - Slide

Werkeloosheidspercentage
Het werkeloosheidspercentage is 
het aantal werkelozen in procenten van de beroepsbevolking.
beroepsbevolking: werkende zelfstandigen + werknemers + werklozen (= aanbod van arbeid)

Slide 25 - Slide

Werkloosheidspercentage
Aantal werklozen     x 100% = 
beroepsbevolking 

Slide 26 - Slide

Aan de slag
Maak de opdrachten 6.30 t/m 6.32

Slide 27 - Slide

Nabespreking
6.30

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

6.30 a
productie(waarde) / werkgelegenheid = arbeidsproductiviteit

€ 250.000.000.000 / 5.200.000 = € 48.077 per werkende

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

6.30 b
productie(waarde) / werkgelegenheid = arbeidsproductiviteit

€ 405.000.000.000 / 6.000.000 = € 67.500 per werkende

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Procentuele verandering

Slide 36 - Slide

6.30 c
(nieuw - oud)/oud x 100% = procentuele verandering

(67.500 - 48.077)/48.077 x 100% = 40,4%

Slide 37 - Slide

6.31 a.

Slide 38 - Slide



€180.000.000.000/40.000 = 4.500.000 werkende

Slide 39 - Slide

6.31 b.

Slide 40 - Slide



€162.000.000.000/40.000 = 4.050.000 werkende

Slide 41 - Slide

6.31 c.

Slide 42 - Slide

4.500.000 - 4.050.000 = 450.000 personen

Slide 43 - Slide

6.31 d.

Slide 44 - Slide

Het werkloosheidspercentage is het aantal werkelozen in procenten van de beroepsbevolking.

450.000/4.500.000 x 100% = 10%

Slide 45 - Slide

6.31 e.

Slide 46 - Slide

6.31 e.

0.95 x 4.500.000 = 4.275.000

4.275.000 x 40.000 = €171.000.000.000

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Slide

6.32
Land A: apt +6% en totale productie +4%, dus kun je met minder mensen evenveel of meer produceren. 
Dus werkgelegenheid is afgenomen.
Land B: apt +12% en totale productie +14%, waardoor je meer mensen nodig hebt om de toegenomen productie te kunnen maken.
Dus werkgelegenheid is gestegen.
Land C: apt -3% en de totale productie -6%, waardoor de gedaalde productie met minder mensen gemaakt kan worden. Werkgelegenheid is afgenomen.

Slide 49 - Slide

Slide 50 - Video