H3.2 Waar vinden vragers en aanbieders elkaar? Deel 2
H3.2 Waar vinden vragers en aanbieders elkaar deel 2
1 / 14
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3
This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
H3.2 Waar vinden vragers en aanbieders elkaar deel 2
Slide 1 - Slide
Planning
Uitleg over H3.2
Zelfstandig werken
Slide 2 - Slide
Vraag en aanbodlijn
De aanbodlijn kun je als het goed is nu maken.
Als je de vraag en aanbodlijn in 1 grafiek zet kun je twee dingen vinden zien:
De evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid
Slide 3 - Slide
Marktevenwicht
Wanneer de vraag en aanbod bij elkaar in de grafiek komen ontstaat er een snijpunt. Dit is het punt waarbij de twee lijnen elkaar kruizen.
Dit noemen we het marktevenwicht.
Slide 4 - Slide
Evenwichtsprijs & Evenwichtshoeveelheid
De prijs die bij de marktevenwicht ontstaat noemen we evenwichtsprijs
De hoeveelheid producten die verkocht worden noemen we de evenwichtshoeveelheid
Slide 5 - Slide
Waarom wil je de marktevenwicht weten?
Wanneer je het marktevenwicht weet, weet je wat de optimale prijs is, waarbij jij alle producten die je maakt verkoopt terwijl er geen tekort van het product ontstaat. Je verkoopt exact even veel producten als dat er mensen zijn die het product willen kopen.
Je hebt dus maximale omzet, met zo weinig mogelijk verspilling.
Slide 6 - Slide
Wat weet je wanneer je marktevenwicht hebt uitgerekend?
Slide 7 - Open question
Aanbodoverschot
Wanneer de prijs van een product hoger is dan de evenwichtsprijs, worden er meer producten aangeboden dan mensen willen kopen. Dit noemen we aanbodoverschot.
Producten maken dus meer producten dan mensen bereid zijn te kopen. Er blijven dus spullen over die uiteindelijk voor minder geld worden verkocht of zelf worden weggooid
Slide 8 - Slide
Aanbodsoverschot
Slide 9 - Slide
Vraagoverschot
Wanneer de prijs van producten lager zijn dan evenwichtsprijs, willen meer mensen een product kopen, dan dat er gemaakt wordt. Dit noemen we vraag overschot
Dit betekent dus dat er mee mensen zijn die een product willen kopen dan dat fabrikanten maken en aanbieden.
Slide 10 - Slide
Vraagoverschot
Slide 11 - Slide
Wanneer is er een aanbodoverschot?
A
Op het moment dat er meer mensen zijn die een product willen kopen, dan dat er wordt aangeboden.
B
Op het moment dat er meer producten te koop zijn dan dat er mensen zijn die het willen kopen
C
Op het moment dat producten in de winkel in een schap liggen voor 3 maanden.
D
Op het moment dat het aanbod en vraag gelijk is.
Slide 12 - Quiz
Wanneer is er een vraagoverschot?
A
Op het moment dat er meer mensen zijn die een product willen kopen, dan dat er wordt aangeboden.
B
Op het moment dat er meer producten te koop zijn dan dat er mensen zijn die het willen kopen
C
Op het moment dat producten in de winkel in een schap liggen voor 3 maanden.
D
Op het moment dat het aanbod en vraag gelijk is.
Slide 13 - Quiz
Zelfstandig werken
VWO:
Maak opgave 30 t/m 36 van H3.2 (blz.82 t/m blz.83)
Havo:
Maak opgave 23 t/m 38 van H3.2 (blz.75 t/m blz.77)