1. Spontane reacties bij goed en kwaad lopen doorgaans volgens ...
A
spontaan-normatief-emotioneel
B
bedachtzaam-normloos-emotioneeol
C
spontaan-normatief-rationeel
D
bedachtzaam-rationeel-oordelend
1 / 22
next
Slide 1: Quiz
LevensbeschouwingMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5
This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
1. Spontane reacties bij goed en kwaad lopen doorgaans volgens ...
A
spontaan-normatief-emotioneel
B
bedachtzaam-normloos-emotioneeol
C
spontaan-normatief-rationeel
D
bedachtzaam-rationeel-oordelend
Slide 1 - Quiz
2. Dat wat we belangrijk vinden en nastreven. Dit is een definitie van ....
A
normen
B
waarden
C
deugden
D
moraal
Slide 2 - Quiz
3. Het gedrag dat voortvloeit uit onze waarden zijn .....
A
deugden
B
normen
C
moraal
D
beschrijvingen
Slide 3 - Quiz
4. Het geheel van waarden en normen dat ons handelen richting geeft. Dit is een definitie van ...
A
deugden
B
waarden
C
descriptief
D
moraal
Slide 4 - Quiz
5. Menselijke eigenschappen die we waarderen noemen we ...
A
waarden
B
normatieven
C
deugden
D
ethieken
Slide 5 - Quiz
6. Een waarde kan hetzelfde zijn als een deugd.
A
waar
B
niet waar
Slide 6 - Quiz
7. Beschrijven hoe normen en waarden binnen en gemeenschap leven. Dit noemt men:
A
Beschrijvende/
descriptieve ethiek
B
Normatieve ethiek
C
Moraliseren
D
Oordelende ethiek
Slide 7 - Quiz
8. Beschrijven hoe bepaalde normen en waarden voorrang hebben op andere normen en waarden. Dus beschrijven wat er anders of beter moet. Dit noemt men:
A
Beschrijvende/
descriptieve ethiek
B
Normatieve/ prescriptieve ethiek
C
Moraliseren
D
Oordelende ethiek
Slide 8 - Quiz
9. Abortus is een ethisch onderwerp.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quiz
10. We moeten samen met andere landen en culturen bepalen wat de juiste waarden en normen zijn. Dit is een voorbeeld van:
A
Cultuur-relativisme
B
Universalisme
Slide 10 - Quiz
11. Oeganda mag zelf weten hoe ze met homoseksuele inwoners omgaan. Zij hebben andere waarden en normen. Dit is een voorbeeld van:
A
Cultuur-relativisme
B
Universalisme
Slide 11 - Quiz
12. Bij ethiek denk je systematisch en rationeel na over wat juist (goed) of onjuist (kwaad) is.
A
waar
B
niet waar
Slide 12 - Quiz
13. Welk van de onderstaande is GEEN ethische theorie?
A
gevolgenethiek-utilisme
B
Plichtethiek
C
Deugdethiek
D
Waardenethiek
Slide 13 - Quiz
14. Een ethische theorie beschrijft een manier om de vraag of iets juist (goed) of onjuist (kwaad) te beredeneren.
A
waar
B
niet waar
Slide 14 - Quiz
drie ethische theorieën
Slide 15 - Slide
Gevolgenethiek
Er wordt een afweging gemaakt tussen alle voordelen en nadelen gemaakt. Wat het zwaarst weegt geeft de dooorslag.
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Plichtethiek
Je gevoel, je geweten, je innerlijke stem geeft aan wat de juiste handeling is. Je kijk NIET naar de mogelijke gevolgen maar handelt puur vanuit je plichtsgevoel bij een handeling.
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Deugdethiek
De keuze die ik maak bij een ethische dilemma is erop gericht mijn karakter te ontwikkelen.