Grammatica (redekundig ontleden)

Grammatica
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Grammatica

Slide 1 - Slide

Leerdoel
De zeven stappen van ontleden op de juiste manier toepassen. 

Slide 2 - Slide

De zeven stappen
1. persoonsvorm 
2. zinsdelen
3. onderwerp (wie/wat + pv?)
4. wg (alle ww in de zin)
5. lijdend woordwerp (wat/wie + wg + ow?)
6. meewerkend voorwerp (aan wie/voor wie + wg + ow + lv?)
7. bijwoordelijke bepaling (alles wat overblijft)

Slide 3 - Slide

Hoeveel zinsdelen heeft de zin?
Mijn lieve moeder bakt lekkere taarten.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 4 - Quiz

Hoeveel zinsdelen heeft de zin?
Gisteren heeft mijn lieve moeder een lekkere taart gebakken.
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 5 - Quiz

Welke stelling over de pv is fout?
A
De pv geeft de tijd van de zin aan
B
Alles voor de pv is één zinsdeel
C
De pv kan een voltooid deelwoord zijn
D
Er staat altijd een pv in een zin

Slide 6 - Quiz

Welke stelling over de persoonsvorm is niet waar?
A
Om de pv te vinden, kan je de zin in een andere tijd zetten.
B
Om de pv te vinden, kan je de zin in een ander getal (ev-mv) zetten.
C
Ow en pv staan altijd naast elkaar.
D
Om de pv te vinden, kan je van de zin een vraagzin maken.

Slide 7 - Quiz

Benoem de persoonsvorm.
Waarom heeft de ongeduldige docent de leerling er nu weer uitgestuurd?

Slide 8 - Open question

Wat is het onderwerp?
In de bijsluiter staan bijwerkingen genoemd.
A
in de bijsluiter
B
bijsluiter
C
bijwerkingen
D
staan genoemd

Slide 9 - Quiz

Wat is het onderwerp?
Gisteren heeft mijn lieve moeder een lekkere taart gebakken.

Slide 10 - Open question

Benoem het onderwerp.
Waarom stuurt de ongeduldige docent de leerling er nu weer uit?

Slide 11 - Open question

Benoem het onderwerp.
Waarom wordt de leerling er nu weer uitgestuurd door de ongeduldige docent?

Slide 12 - Open question

Wat is het werkwoordelijk gezegde van deze zin?
Gisteren heeft mijn lieve moeder een lekkere taart gebakken.

Slide 13 - Open question

Schrijf het werkwoordelijk gezegde op.
De melk is niet te drinken.

Slide 14 - Open question

Benoem het werkwoordelijk gezegde.
De koning leest aan heel het land de troonrede voor.

Slide 15 - Open question

Hoe vind je het
lijdend voorwerp?

Slide 16 - Mind map

Welke stelling over het lv is waar?
A
Elke zin heeft een lv.
B
Het lv begint nooit met een voorzetsel.
C
Er kunnen meerdere lv in een zin staan.
D
Het lv is altijd een ding, nooit een mens.

Slide 17 - Quiz

Benoem het lv in deze zin.
Gisteren heeft mijn lieve moeder een lekkere taart voor mij gebakken.
A
Gisteren
B
mijn lieve moeder
C
voor mij
D
een lekkere taart

Slide 18 - Quiz

Benoem het lijdend voorwerp.
Meneer Janssen geeft ons Franse les.
A
Meneer Janssen
B
geeft
C
ons
D
Franse les

Slide 19 - Quiz

Staat er een meewerkend voorwerp in de zin?
De koning leest aan heel het land de troonrede voor.
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quiz

Staat er een meewerkend voorwerp in onderstaande zin?
De auto staat voor de garage.
A
Ja
B
Nee

Slide 21 - Quiz

Benoem het meewerkend voorwerp in onderstaande zin.
De juf gaf de kinderen een afscheidscadeautje.
A
De juf
B
gaf
C
de kinderen
D
een afscheidscadeautje

Slide 22 - Quiz

Benoem 'aan de brug' in onderstaande zin.
De vlag hangt aan de brug.
A
ow
B
lv
C
mv
D
bwb

Slide 23 - Quiz

Schrijf de bijwoordelijke bepaling(en) op. Als het er meer zijn, gebruik dan een komma.
Gistermiddag speelde Merel piano in de woonkamer.

Slide 24 - Open question

Schrijf de bijwoordelijke bepaling(en) op. Als het er meer zijn, gebruik dan een komma.
Waarom gaf jij mij vanmorgen zomaar een koekje?

Slide 25 - Open question