Dorpskrant algemeen V2F

Macy
.


Gabriël

Julian

Kshirin

Marcel

Raha
.


Ruben
Stijn 

Julie A.
Angel
Sara
.


Felix

Vincent
Gijs
Julie K

Arvid
.


Siep

Tom

Berat
Lynn
Anna
.


Lara

Lotte

Dieke
Tygo
BOEK
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Macy
.


Gabriël

Julian

Kshirin

Marcel

Raha
.


Ruben
Stijn 

Julie A.
Angel
Sara
.


Felix

Vincent
Gijs
Julie K

Arvid
.


Siep

Tom

Berat
Lynn
Anna
.


Lara

Lotte

Dieke
Tygo
BOEK

Slide 1 - Slide

Macy
Raha
Sara
Gabriël
Ruben
Julian
Stijn 
Vincent
Kshirin
Julie A.
Marcel
Angel
Felix
Gijs
Julie K
Lynn
Siep
Arvid
Tom
Tygo
Lara
Anne
Lotte
Dieke
Berat
KRANT

Slide 2 - Slide

Spelling
Jaarbijlagen>Creatief schrijven en spelling>




Slide 3 - Slide

• De krant bevat de 5 verschillende tekstdoelen (informeren, opiniëren, activeren, amuseren en overtuigen).

• De krant bevat dus allerlei verschillenden tekstvormen: nieuwsbericht, reclame, gedicht, strip, horoscoop, of iets anders!

De bewoners en hun beroepen komen in de berichten voor.

• De teksten zijn zelf geschreven (ieder schrijft minimaal 3 teksten).

• Maak je krant zo creatief en aantrekkelijk mogelijk!

Slide 4 - Slide

Hoe ga je te werk?
In deze les beantwoord je 6 keer onderstaande vragen. 
(Waarom 6 keer? Je krant moet 6 teksten bevatten.)
  • Wie is de dorpsbewoner
  • Welke beroep heeft hij/zij?
  • Wat maakt hij/zij mee? / Wat wordt er over hem/haar geschreven?
  • In welke tekstvorm schrijf je hierover? (Tip: Kies een tekstvorm uit het  overzicht op slide 7.)
  • Wat is het bijbehorende tekstdoel? (Tip: Kijk weer in het overzicht.)

Slide 5 - Slide

Hoe ga je te werk?
Voorbeeld
  • Wie is de dorpsbewoner? Priscilla de Nagel
  • Welke beroep heeft hij/zij? Eigenaresse van een nagelstudio 
  • Wat maakt hij/zij mee? / Wat wordt er over hem/haar geschreven?                  Er is ingebroken in haar nagelstudio 'Diamond Nails' en nu ....  
  • In welke tekstvorm schrijf je hierover? Nieuwsbericht
  • Wat is het bijbehorende tekstdoel? Informeren

Slide 6 - Slide





Dit heet opiniëren----->



Dit heet activeren------>
Informeren
opiniëren
activeren

Slide 7 - Slide

Aan de slag!

Op de volgende slides volgen de vragen. 

De antwoorden op de vragen helpen je om je teksten uit te schrijven.



Slide 8 - Slide

Wie is de dorpsbewoner?
Welk beroep heeft hij/zij?
Wat maakt hij/zij mee? / Wat wordt er over hem/haar geschreven?
In welke tekstvorm schrijf je hierover?

Slide 9 - Open question

Wie is de dorpsbewoner?
Welk beroep heeft hij/zij?
Wat maakt hij/zij mee? / Wat wordt er over hem/haar geschreven?
In welke tekstvorm schrijf je hierover?

Slide 10 - Open question

Wie is de dorpsbewoner?
Welk beroep heeft hij/zij?
Wat maakt hij/zij mee? / Wat wordt er over hem/haar geschreven?
In welke tekstvorm schrijf je hierover?

Slide 11 - Open question

Wie is de dorpsbewoner?
Welk beroep heeft hij/zij?
Wat maakt hij/zij mee? / Wat wordt er over hem/haar geschreven?
In welke tekstvorm schrijf je hierover?

Slide 12 - Open question

Wie is de dorpsbewoner?
Welk beroep heeft hij/zij?
Wat maakt hij/zij mee? / Wat wordt er over hem/haar geschreven?
In welke tekstvorm schrijf je hierover?

Slide 13 - Open question

Wie is de dorpsbewoner?
Welk beroep heeft hij/zij?
Wat maakt hij/zij mee? / Wat wordt er over hem/haar geschreven?
In welke tekstvorm schrijf je hierover?

Slide 14 - Open question

Teksten verdelen

Bepaal nu samen met degene met wie je samenwerkt wie welke teksten uitwerkt. 
(Let op: 3 teksten per leerling)

Slide 15 - Slide

Check, check, dubbelcheck...

Heb je 6 dorpsbewoners bedacht?
A
Ja
B
Nee --> doet dit alsnog
C
Een beetje --> vul je antwoorden aan.

Slide 16 - Quiz

Check, check, dubbelcheck...

Heb je bij iedere dorpsbewoner een beroep bedacht?
A
Ja
B
Nee --> doet dit alsnog
C
Een beetje --> vul je antwoorden aan.

Slide 17 - Quiz

Check, check, dubbelcheck...

Heb je bij iedere dorpsbewoner bedacht wat hij meemaakt/wat er over hem/haar wordt geschreven?
A
Ja
B
Nee --> doet dit alsnog
C
Een beetje --> vul je antwoorden aan.

Slide 18 - Quiz

Check, check, dubbelcheck...

Heeft iedere tekst een ander tekstdoel?
A
Ja? Check!
B
Nee? Pas aan, zodat dit wel het geval is.

Slide 19 - Quiz

Check, check, dubbelcheck...

Heeft iedere tekst een andere tekstvorm?
A
Ja? Check!
B
Nee? Pas aan, zodat dit wel het geval is.

Slide 20 - Quiz

Check, check, dubbelcheck...

De teksten zijn verdeeld. Je weet welke teksten jij uitwerkt en welke teksten je groepsgenoot uitwerkt.
A
Ja? --> check!
B
Nee? Doe dit alsnog
C
Een beetje --> zorg dat het duidelijk is

Slide 21 - Quiz

Einde van de les!

Je hebt nu alle input (inhoud) voor de dorpskrant verzameld!
Volgende les start je met schrijven!

Slide 22 - Slide