Hoofdstuk 5.7 Spelling maandag 17 mei kader

HOOFDSTUK  5  -  SPELLING
 BOEK BLZ. 224

                                                              
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

HOOFDSTUK  5  -  SPELLING
 BOEK BLZ. 224

                                                              

Slide 1 - Slide

doel van de les
  • Je leert waarom goede spelling belangrijk is.
  • Je kent de regels van de ww.-spelling

Slide 2 - Slide

Terugblik vorige les

- lijdend voorwerp
- meewerkend voorwerp
- bijwoordelijke bepaling

Slide 3 - Slide

Wat is het nut van goed kunnen spellen?

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

wat is eigenlijk het nut van goed kunnen spellen?

Slide 6 - Slide

Voorkennis ophalen
- wat moet je weten om een werkwoord in een zin goed te kunnen spellen?


Slide 7 - Slide

Voorkennis ophalen
de vraag die je jezelf moet stellen is:
in welke vorm staat het werkwoord
pv ja/nee? 
heel werkwoord ja/nee
welke tijd?

Slide 8 - Slide

lees het gele kader op blz. 225
timer
2:00

Slide 9 - Slide

 in tweetallen Maak een zin met een ...
geluidsniveau is zachtjes met elkaar overleggen!

Slide 10 - Slide

schema werkwoordspelling

Slide 11 - Slide

werkwoordsvormen
mmmmmmm





pv
persoonsvorm (tt of vt)
dweilen, dweilde
vd
voltooid deelwoord
gedweild
inf
infinitief (hele werkwoord)
dweilen
hww
klankvast 
fietsen, fietste
hww
klankveranderd
lopen, liep

Slide 12 - Slide

INSTAP-OPDRACHT
samen oefenen kijk naar de volgende slides en kies het antwoord!



Slide 13 - Slide

Hij (leiden) al jaren een elftal.
A
leid
B
leit
C
leidt

Slide 14 - Quiz

(Vinden) jij Engels ook zo moeilijk?
A
Vind
B
Vint
C
Vindt

Slide 15 - Quiz

Hij heeft zijn knie (schaven).
A
geschaavt
B
geschaaft
C
geschaafd
D
geschaavd

Slide 16 - Quiz

Ik (bieden) je mijn excuses aan.
A
biedt
B
biet
C
bied

Slide 17 - Quiz

Dat (gebeuren) iedere dag.
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 18 - Quiz

Haar gedrag is (veranderen).
A
verandert
B
veranderd

Slide 19 - Quiz

Wat is het tegenwoordig deelwoord (td) van schreeuwen?
A
schreeuwt
B
schreeuwen
C
schreeuwde
D
geschreeuwd

Slide 20 - Quiz

Aan de slag
Wat: Maak opdracht 3 t/m 5, blz. 225 t/m 226
Let op! Je schrijft de zinnen van opdracht 3 helemaal!
Hoe: eerst 5 minuten zelfstandig
Hulp: vraag docent als stoplicht oranje is
Tijd: 15 min
Uitkomst: je hebt de spellingregels toegepast
Klaar? Maak opdracht 2, blz. 224 
Heb je deze ook af, dan lees je het gele kader blz. 227 en maak  je opdracht 6

timer
15:00

Slide 21 - Slide

Wat heb je geleerd?
- je kunt uitleggen in welke vorm een werkwoord staat 
en welke regel is gebruikt
- je weet waarom een goede spelling belangrijk is 

Slide 22 - Slide

Huiswerk voor woensdag 19 mei
Maak opdracht 3 t/m 5, blz. 225 t/m 226, lees het gele kader op bladzijde 227

We gaan dan verder met speliing hoofdstuk 5.8

Slide 23 - Slide