Spaans mini test LTH2A

Mini test Spaans
                                         ¡=ALT GR 1 of alt 173
                   ¿= Alt 168
- Denk aan hoofdletters en leestekens


1 / 15
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Mini test Spaans
                                         ¡=ALT GR 1 of alt 173
                   ¿= Alt 168
- Denk aan hoofdletters en leestekens


Slide 1 - Slide

Vertaal de getallen naar het Spaans
1. Elf
2. Twintig
3. Drie
4. Acht
5. Zeventien

Slide 2 - Open question

El verano betekent:
A
De herfst
B
De zomer
C
De winter
D
Het voorjaar

Slide 3 - Quiz

Cien betekent:
A
10
B
100
C
11
D
1000

Slide 4 - Quiz

Hoi, mijn naam is..., vertaal je als:
A
Hallo, mi nombre es...
B
Hola, me llamo...
C
Hola, mi nombre es...
D
Buenos días, yo soy...

Slide 5 - Quiz

Wat is het goede werkwoord in het Spaans voor 'zijn'?
A
Ser
B
Ser en Estar
C
Estar
D
Geen van de antwoorden klopt

Slide 6 - Quiz

Het Spaans kent 4 dubbele medeklinkers (in het alfabet)
A
Deze uitspraak is waar.
B
Deze uitspraak is niet waar.

Slide 7 - Quiz

Vervoeg het werkwoord Estar (zonder het persoonlijk voornaamwoord)

Slide 8 - Open question

Vertaal: 'ik vind churros lekker'
A
A mí me gustan los churros.
B
A mí mes gustan los churros.
C
A mí me gusta los churros.
D
A mí me gustan el churros.

Slide 9 - Quiz

Het werkwoord tener betekent:
A
Worden/Zijn
B
Houden/Zijn
C
Blijven/Zijn
D
Hebben/Zijn

Slide 10 - Quiz

De stad =
A
El ciudad
B
Los ciudades
C
Las ciudades
D
La ciudad

Slide 11 - Quiz

Vertaal: wij zijn (van Ser; zonder het persoonlijk voornaamwoord)

Slide 12 - Open question

Wat is de uitspraak van de letter ñ? Geef antwoord in twee letters.

Slide 13 - Open question

Klik voor de  vraag naar de volgende dia. Het gaat over deze foto. 

Slide 14 - Slide

Welk gerecht zie je op de foto?
A
Tortilla
B
Tapas
C
Paella

Slide 15 - Quiz