Grammatica en spelling H1

Even opfrissen
Werkwoorden
Hoofdletters en leestekens

1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Even opfrissen
Werkwoorden
Hoofdletters en leestekens

Slide 1 - Slide

Wat is een werkwoord?

Slide 2 - Slide

Een werkwoord zegt wat iemand doet of wat er gebeurt

Slide 3 - Slide

Welk woord is geen werkwoord?
A
straatveger
B
veegde
C
veegt
D
vegen

Slide 4 - Quiz

Wat is het werkwoord?

De hoogspringer wint de gouden plak.
timer
0:10
A
hoogspringer
B
de
C
wint
D
gouden

Slide 5 - Quiz

Wat is het werkwoord?

Ik dronk vanmorgen voor het eerst een kop koffie.
timer
0:10
A
dronk
B
vanmorgen
C
koffie
D
ik

Slide 6 - Quiz

Welk woord is geen werkwoord?
A
kok
B
koken
C
kook
D
kookte

Slide 7 - Quiz

Welk woord is geen werkwoord?
A
geholpen
B
helpen
C
helpt
D
hulp

Slide 8 - Quiz

Wanneer gebruik je hoofdletters en leestekens?

Slide 9 - Slide

Waarom gebruiken we hoofdletters en leestekens?
Hoofdletters en leestekens maken een tekst makkelijker om te lezen.
Je weet wanneer een zin begint en wanneer de zin klaar is.
Hierdoor begrijp je de tekst beter.

Slide 10 - Slide


Schrijf een hoofdletter:
  
-
  • Aan het begin van een zin: Het was schitterend weer dit weekend.
  • Bij namen: Mariëtte, het Alfa-college, Gelderland, het Kerkplein, Maastricht, Plopsaland.


Slide 11 - Slide

Zo gebruik je punten en vraagtekens
  • Gebruik een punt bij gewone zinnen: 
De winter begint op 21 december.

  • Zet na een vraag een vraagteken: Doe jij de deur even open?

Slide 12 - Slide

Hoofdletters 
bij namen

Alle namen worden met een hoofdletter geschreven.
Kijk maar naar je eigen naam!

Bijvoorbeeld:
Ik ga met Ivo naar Parijs.

Slide 13 - Slide

Namen 
Je schrijft altijd de voornaam en achternaam
met een hoofdletter.

Dus:

Anna Mulder - Wesley Smit - Amir Hassan 




Slide 14 - Slide

Schrijf de zin goed over. Denk aan de hoofdletters en leestekens.

wie brengt jou naar het feest

Slide 15 - Open question

Schrijf de zin goed over. Denk aan de hoofdletters en leestekens.

we moeten dit snel bespreken

Slide 16 - Open question

Schrijf de zin goed over. Denk aan de hoofdletters en leestekens.

ben je wel eens in frankrijk geweest

Slide 17 - Open question

Wat is goed?
timer
0:10
A
Amira
B
amira

Slide 18 - Quiz

Wat is goed?
timer
0:10
A
zondag
B
Zondag

Slide 19 - Quiz

Wat is goed?
timer
0:10
A
april
B
April

Slide 20 - Quiz

Wil je mij die brief geven
timer
0:10
A
.
B
?
C
!

Slide 21 - Quiz

Ik ga vanavond sporten
timer
0:10
A
.
B
?
C
!

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Video

Slide 24 - Video

Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.
neda wil je die bak met potloden aangeven

Slide 25 - Open question

Juist of onjuist:
Pieter Van Duinrade
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quiz

Juist of onjuist:
Janneke de Boer
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quiz

Juist of onjuist:
nederlandse
A
Juist
B
Onjuist

Slide 28 - Quiz

Terugblik

Ik weet wanneer en waar ik hoofdletters en leestekens moet gebruiken.

Slide 29 - Slide

Wanneer gebruik je een punt?

Slide 30 - Open question

Wanneer gebruik je een vraagteken?

Slide 31 - Open question

Wanneer gebruik je een uitroepteken?

Slide 32 - Open question