Gisteren hebben we het gehad over hoe je in het Engels zegt dat iets in de verleden tijd is gebeurt, of niet is gebeurt of hoe je vraagt of iets in de verleden tijd is gebeurt
Voorbeelden:
I walked to school
He saw my friend
We didn't run to work
Did you take my bike?
Slide 5 - Slide
Regels Wat zet je in het Engels achter het werkwoord om er verleden tijd van te maken?
A
-ed
B
-s
C
-te
D
-de
Slide 6 - Quiz
Hoe weet je welke werkwoorden een uitzondering zijn op die regel?
A
Dat kan je zien
B
Dat kan je horen
C
Door te leren
Slide 7 - Quiz
Welk woordje gebruik je om in de verleden tijd te zeggen dat iets niet is gebeurt?
A
Don't
B
Doesn't
C
Didn't
D
Isn't
Slide 8 - Quiz
Welk woordje zet je vooraan in de zin om te vragen of iets in de verleden tijd is gebeurt?
A
Did
B
Do
C
Does
D
Are
Slide 9 - Quiz
"To be" is de grote uitzondering omdat je daar in de verleden tijd deze woorden moet gebruiken