This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Oefenen hoofdstuk 3
Deze les:
- Bespreken nakijken
- Oefenen stof uit hoofdstuk 3
Slide 1 - Slide
Waar begon de industriële revolutie?
A
Frankrijk
B
Nederland
C
Groot-Brittannië
D
Verenigde Staten
Slide 2 - Quiz
Wie was de Nederlandse leider van de liberalen?
A
Thorbecke
B
Janssen
C
Willem I
D
Samuel
Slide 3 - Quiz
Waarom mocht Thorbecke in 1848 van Willem II een nieuwe grondwet maken?
A
Hij was bang voor opstanden
B
Hij stond achter de liberale ideeën
C
Het moest van zijn vrouw
D
Hij wilde graag een nieuwe grondwet
Slide 4 - Quiz
Hoe werd het probleem van de slechte woon- en werkomstandigheden genoemd?
A
Probleem kwestie
B
Sociale kwestie
C
Kerkelijke armenzorg
D
Industriële kwestie
Slide 5 - Quiz
Wie vormden de bourgeoisie?
A
De rijke burgerij
B
De arbeiders
C
De regering
D
De adel
Slide 6 - Quiz
Wie bedacht de kinderwet van 1874?
A
Thorbecke
B
Willem II
C
De fabriekseigenaren
D
Van Houten
Slide 7 - Quiz
Wat is het kernwoord van het confessionalisme?
A
Vrijheid
B
Gelijkheid
C
Alles bij het oude houden
D
Geloof
Slide 8 - Quiz
Wat is het kernwoord van het socialisme?
A
Vrijheid
B
Gelijkheid
C
Alles bij het oude houden
D
Geloof
Slide 9 - Quiz
Wat deed Aletta Jacobs als huisarts?
A
Ze richtte een praktijk op in een dure wijk om te laten zien wat vrouwen kunnen bereiken
B
Ze introduceerde het anticonceptiemiddel de pil in Nederland
C
Ze maakte alle mannelijke huisartsen in de buurt werkloos
D
Ze hield gratis spreekuur voor arme vrouwen
Slide 10 - Quiz
Vanaf wanneer was Indonesië een Nederlandse kolonie?
A
1799
B
1602
C
1870
D
1860
Slide 11 - Quiz
Wat was het superioriteitsgevoel?
A
Slaven voelden zich minderwaardig
B
Blanken wilden gelijkheid in de wereld voor iedereen
C
Het gevoel dat Afrika verdeeld moest worden
D
Blanken voelden zich beter dan mensen uit Amerika, Afrika en Azië
Slide 12 - Quiz
In welke eeuw was de Tijd van Burgers en Stoommachines?
A
17e eeuw
B
18e eeuw
C
19e eeuw
D
20e eeuw
Slide 13 - Quiz
Welk samenlevingstype ontstaat in de tijd van burgers en stoommachines?
A
De autarkische samenleving
B
De industriële samenleving
C
De landbouwstedelijke samenleving
D
Samenleving van jagers en verzamelaars
Slide 14 - Quiz
Welke energiebron werd vooral gebruikt tijdens de industriële revolutie?
A
Olie
B
Gas
C
Steenkool
D
Elektriciteit
Slide 15 - Quiz
Welke groep kreeg meer macht door de Industriële Revolutie?
A
Burgers
B
Boeren
C
Adel
D
Vorsten
Slide 16 - Quiz
Welk West-Europees land had tijdens de industriële revolutie de meeste kolonies?
A
Groot-Brittannie
B
België
C
Nederland
D
Duitsland
Slide 17 - Quiz
Waar leefde de meeste mensen vóór de industriële revolutie?
A
in arbeiderswijken in een dorp
B
in een arbeiderswijk in de stad
C
Op het platteland
D
in fabrieken
Slide 18 - Quiz
1 De ergste missstanden verdwijnen 2 Door de industrialisatie ontstaat de sociale kwestie. 3 Er komen sociale wetten 4 Vakbonden komen op voor de belangen van werknemers.
Zet bovenstaande vier zinnen in de juiste tijdsvolgorde:
A
4-2-3-1
B
2-4-3-1
C
2-4-1-3
D
2-3-4-1
Slide 19 - Quiz
Welke socialisten wilden met een revolutie de macht grijpen?
A
Sociaaldemocraten
B
Communisten
Slide 20 - Quiz
Hoe heet de schrijver van het boek over het leed van de Javaanse boeren?
A
Max Havelaar
B
Multatuli
C
Eduard Douwes Dekker
D
De schrijver is onbekend
Slide 21 - Quiz
Waar werd aardolie en rubber gevonden?
A
Sumatra
B
Java
C
Molukken
D
Suriname
Slide 22 - Quiz
Huiswerk
Kijk de werkboek opdrachten van hoofdstuk 3 na en verbeter je fouten. Maak van elke paragraaf een foto en lever die in.
Het antwoordenboek kun je terug vinden in teams bij bestanden.