K5 Elektrische componenten 2

K5 Elektrische componenten 2
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

K5 Elektrische componenten 2

Slide 1 - Slide

Transistor
Transistor kan werken als een schakelaar
of geeft kleine veranderingen in stroom versterkt door

3 aansluitingspunten: 
emitter
basis
collector

Slide 2 - Slide

Let op! Platte kant naar jou toe!
Symbool

Slide 3 - Slide

Basis
Hierdoor moet een kleine stroom gaan lopen. Gebeurd dit niet kan er geen stroom naar de emitter => stroomkring gelsoten

Slide 4 - Slide

Emitter
(emit = uitzenden)
Als er stroom van de basis naar de emitter loopt kan de stroomkring voltooid worden. Er gaat stroom van emitter naar collector (verzamelaar)

Slide 5 - Slide

Collector
"verzameld" de stroom waardoor er een grotere stroom van collector naar emitter kan lopen.

Slide 6 - Slide

Een transistor heeft 2 stroomrichtingen:
Een kleine stroom van B naar E
Een grote stroom van C naar E

Slide 7 - Slide

Condensator
Transistor
Geheugencel
Zorgt voor de verandering van de waarde van de geheugencel
Zorgt voor de waarde van de bit
Capacitor
Bevat 1 bit
Bestaat uit condensator en transistor

Slide 8 - Drag question

Als er een stroompje bij B komt wordt de transistor “open” gezet. Dan pas kan er een grotere stroom van C naar E lopen.

Slide 9 - Slide

Werking transistor

Slide 10 - Slide

Kleine stroom van B naar E.
Grote stroom van C naar E.

Slide 11 - Slide

Gaat er geen stroom meer door de basis? Dan gaat er ook geen stroom naar de emitter en dus ook niet meer naar de collector: stroomkring is niet meer gesloten!

Slide 12 - Slide

Onthoud!
Basis -> emitter -> Collector

Slide 13 - Slide

Voordelen transistor
Kleiner dan een relais
goedkoper dan een relais
verbruikt minder elektrische energie
Nadelen:
Je kan er geen grote stroomkringen mee aanzetten(relais wel!)
Transistor heeft maar 1 stroomkring (minder veilig!), terwijl een relais er twee heeft; elk met een eigen spanningsbron (veiliger)

Slide 14 - Slide

Belangrijk!
Zorg dat je alle componenten die zijn voorgekomen kunt herkennen als symbool en als werkelijke weergave.
Binas tabel 14

Slide 15 - Slide

Nadelen transistor
Je kan er geen grote stroomkringen mee aanzetten(relais wel!)
Transistor heeft maar 1 stroomkring (minder veilig!), terwijl een relais er twee heeft; elk met een eigen spanningsbron (veiliger)

Slide 16 - Slide

Relais
Woordt aangezet door een elektromagneet en heeft een:
Maakcontact
Breekcontact

Slide 17 - Slide

Maakcontact
Is de relais aangesloten op het maakcontact is de stroomkring compleet; er kan stroom lopen
Lamp gaat aan

Slide 18 - Slide

Breekcontact
Is de relais verbonden met het breekcontact is er geen complete stroomkringt; er kan geen stroom lopen. De verbinding is verbroken.
de lamp gaat uit

Slide 19 - Slide

Relais

Slide 20 - Slide

Het relais
Het relais is een schakelaar die wordt bediend door een elektromagneet. 
Een elektromagneet bestaat uit een spoel en een ijzeren kern.

Slide 21 - Slide

Elektromagneet & relais
De elektromagneet moet eerst aan staan. Er ontstaat dan een magnetisch veld. Dit trekt de veer/schakelaar aan waardoor deze naar het maakcontact toe gaat.
Gaat de elektromagneet uit verliest het een magnetisch veld. De veer/schakelaar wordt niet meer aangetrokken en veert terug naar het breekcontact => lamp uit

Slide 22 - Slide

Relais
Een kleine stroomkring zet een grote stroomkring aan.
Het is een automatische schakelaar

Slide 23 - Slide

Relais
Er zijn dus 2 aparte stroomkringen

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

6. sleep naar elk  elk onderdeel de  afbeelding en het symbool.
Draad
Batterij / spanningsbron
Lamp
Schakelaar open
Schakelaar dicht

Slide 26 - Drag question

Spanningsmeter
Draad
Stroomsterktemeter
Spanningsbron
Lamp
Schakelaar

Slide 27 - Drag question

Sleep de woorden op de juiste symbolen
NTC
Lamp
Relais
Transistor
LDR

Slide 28 - Drag question

Wat is het voordeel van een transistor t.o.v. een relais

Slide 29 - Open question

Wat is de naam van het
volgende onderdeel:

Slide 30 - Open question

Wat is de naam van
het volgende onderdeel:

Slide 31 - Open question

Wat is de waarde van een weerstand met de volgende kleurcode:
Grijs - oranje - geel - zilver

Slide 32 - Open question

Bekijk de afbeelding. Noteer de juiste woorden:
- Als de zon feller gaat schijnen, wordt de weerstand door onderdeel Q a. groter/kleiner - Er gaat dan b. wel/geen stroom door de linkerkant van de relais lopen
- De relais maakt dan contact met het c. breekcontact/maakcontact - In de bovenstaande schakeling is dit aansluitpunt d. R/S

Slide 33 - Open question

Waarom is in deze schakeling gebruik gemaakt van relais?

Slide 34 - Open question

De weerstand is 2,5KΩ. Welke weerstand kunnen ze het beste gebruiken?
A
Rood-groen-zwart-bruin
B
Rood-groen-rood-goud
C
Rood-groen-zwart-goud
D
Rood-groen-oranje-goud

Slide 35 - Quiz

Noteer de juiste woorden:
Als de temperatuur a. daalt/stijgt wordt de weerstand van onderdeel Q groter.
Er loopt hierdoor een stroom door de b. basis/collector/emitter van de transistor. hierdoor kan er ook een stroom van de c. basis/collector/emitter naar de d. basis/collector/emitter lopen en gaat de CV aan.

Slide 36 - Open question

Wat is het verschil tussen een reedcontact en een normale schakelaar?

Slide 37 - Open question