Wörter 4. Klasse 1-11

Wörter 4. Klasse 1-11
1 / 20
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson

Wörter 4. Klasse 1-11

Slide 1 - Slide

de trein



de bliksem
de mist

de storm
omdat


de golf


helder

der Nebel


die Welle
der Zug
das Gewitter
heiter
der Blitz
weil

Slide 2 - Drag question

Bilde 3 Sätze mit folgenden Wörtern:
1. die Maut
2. umweltfreundlich
3. der Müll

Slide 3 - Open question

Bestimme, ob die Aussagen richtig oder falsch sind.
1. Die Baustelle ist ein Ort, an dem gebaut wird.

A
richtig
B
falsch

Slide 4 - Quiz

„Arm sein“ bedeutet viel Geld haben.
A
richtig
B
falsch

Slide 5 - Quiz

„Die Panne“ bedeutet, dass ein Fahrzeug nicht mehr funktioniert.
A
richtig
B
falsch

Slide 6 - Quiz

Wähle die richtige Übersetzung aus.
„fotografieren“ bedeutet:


A
vragen
B
schrijven
C
fotograferen

Slide 7 - Quiz

Wat betekent 'umweltfreundlich'?
A
gezond
B
comfortabel
C
milieuvriendelijk
D
economisch

Slide 8 - Quiz

Wat betekent 'der Nebel' in het Nederlands?
A
de lucht
B
de regen
C
de wolk
D
de mist

Slide 9 - Quiz

Wat betekent 'abwechsungsreich'?
A
afwisselend
B
saaie
C
eentonig
D
voorspelbaar

Slide 10 - Quiz

Wat is de betekenis van 'die Strecke'?
A
de rit
B
de kaart
C
de afstand
D
de trein

Slide 11 - Quiz

Wat is 'die Höchstgeschwindigkeit'?
A
de afstand
B
de gemiddelde snelheid
C
de maximumsnelheid
D
de laagste snelheid

Slide 12 - Quiz

Wat betekent 'aufgeschlossen'?
A
gesloten
B
open-minded
C
afgesloten
D
verlegen

Slide 13 - Quiz

1. Mein Auto hatte eine __________________ auf der Autobahn.


2. Du darfst andere Verkehrsteilnehmer nicht _______________ .
3. Die ___________________ in der Stadt beträgt 50 km/h.

4. Laut dem _______________ fährt der Zug um 14:00 Uhr ab.

5. Ich liebe es zu _______________ und neue Länder zu entdecken.


6. Ich habe gestern einen interessanten Film __________________ .

7. Ein Mann, der viele Besitztümer hat, ist ___________________ .
fliegen
  gefährden
 reich 
 Fahrplan
 Panne 
 Höchstgeschwindigkeit
geguckt

Slide 14 - Drag question

Bilde sinnvolle Sätze mit folgenden Wörtern:
1. bequem & 2. die Strecke & 3. abfahren & 4. hübsch &5. ordentlich

Slide 15 - Open question

Wat betekent 'die Wiederverwertung'?
A
de productie
B
de afvalverwerking
C
het verbranden
D
het recyclen

Slide 16 - Quiz

Wat is 'der Klimawandel'?
A
de luchtvervuiling
B
de seizoenen
C
de weersverandering
D
de klimaatverandering

Slide 17 - Quiz

Wat betekent 'die Kernkraftanlage'?
A
de waterkrachtcentrale
B
de zonne-energie installatie
C
de windmolen
D
de kerncentrale

Slide 18 - Quiz

Wat betekent 'der Äquator'?
A
de evenaar
B
de pool
C
de berg
D
de zee

Slide 19 - Quiz

Wat betekent 'biologisch afbaubar'?
A
Niet recyclebaar
B
Afbreekbaar door natuurlijke processen
C
Schadelijk voor het milieu

Slide 20 - Quiz