Oefentoets moleculen en fasen

Oefentoets NaSk
Deeltjesmodel 
faseovergangen
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 1,2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Oefentoets NaSk
Deeltjesmodel 
faseovergangen

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

En deze dan?

Slide 3 - Open question

En deze?

Slide 4 - Open question

Als het sneeuwt, is het water in de:
A
vaste toestand
B
Vloeibare toestand
C
gasvormige toestand

Slide 5 - Quiz

Als het regent, is het water in de
A
vaste toestand
B
vloeibare toestand
C
gasvormige toestand

Slide 6 - Quiz

Als het hagelt, is water in de
A
vaste toestand
B
vloeibare toestand
C
gasvormige toestand

Slide 7 - Quiz

Als je water kookt, komt water in de
A
vaste toestand
B
vloeibare toestand
C
gasvormige toestand

Slide 8 - Quiz

Met condenseren wordt bedoeld dat
A
vloeibaar water verandert in waterdamp
B
waterdamp verandert in vloeibaar water
C
waterdamp verandert in ijs
D
vloeibaar water verandert in ijs

Slide 9 - Quiz

Met smelten wordt bedoeld dat
A
vloeibaar water verandert in waterdamp
B
waterdamp verandert in vloeibaar water
C
ijs verandert in vloeibaar water
D
vloeibaar water verandert in ijs

Slide 10 - Quiz

De meeste stoffen kunnen voorkomen in drie fasen. Schrijf alledrie de fasen op:

Slide 11 - Open question

Met welke faseovergang heb je te maken als je natte kleren laat drogen aan de waslijn
A
Smelten
B
Verdampen
C
Bevriezen
D
Condenseren

Slide 12 - Quiz

Met welke fase heb je te maken als de ruiten van het lokaal beslaan?
A
Smelten
B
verdampen
C
condenseren
D
bevriezen

Slide 13 - Quiz

Met welke fase heb je te maken als er bij koud weer nevelwolkjes uit je mond komen?
A
Rijpen
B
condenseren
C
bevriezen
D
smelten

Slide 14 - Quiz

Hoe heet deze faseovergang?
A
smelten
B
stollen
C
verdampen
D
condenseren

Slide 15 - Quiz

Hoe heet deze faseovergang?
A
smelten
B
stollen
C
verdampen
D
condenseren

Slide 16 - Quiz

Hoe heet deze faseovergang?
A
smelten
B
stollen
C
verdampen
D
condenseren

Slide 17 - Quiz

Hoe heet deze faseovergang?
A
smelten
B
stollen
C
verdampen
D
condenseren

Slide 18 - Quiz

Sleep de juiste termen naar de juiste plekken.
Smelten
Rijpen
Sublimeren
Condenseren
Verdampen
Stollen

Slide 19 - Drag question

Noem 2 eigenschappen van moleculen op

Slide 20 - Open question

Wat is geen eigenschap van een molecuul
A
Een molecuul beweegt
B
Moleculen veranderen bij faseovergang
C
Moleculen stoten elkaar af

Slide 21 - Quiz

Hoe heten de deeltjes waaruit een stof bestaat?
A
Deeltjes
B
Bolletjes
C
Vloeistoffen
D
Moleculen

Slide 22 - Quiz

In een vloeistof hebben de moleculen:
A
geen vaste plek
B
elk hun eigen plek
C
door cohesie een eigen plek
D
het gezellig en nooit dorst

Slide 23 - Quiz

Met het deeltjesmodel kun je de faseovergangen verklaren.

Wat is het belangrijkste verschil tussen de moleculen in een vloeistof en in een gas?

A
In een vloeistof hebben de moleculen een vaste plaats.
B
In een vloeistof zitten de moleculen dichter op elkaar
C
In een vloeistof zijn de moleculen groter.
D
In een vloeistof zijn de moleculen kleiner.

Slide 24 - Quiz

A is?
A
Vloeibaar
B
Gasvormig
C
Vast

Slide 25 - Quiz

B is?
A
Vloeibaar
B
Gasvormig
C
Vast

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Video

Verklaar de gebeurtenis uit het filmpje met het deeltjesmodel
A
de moleculen van een stof veranderen niet
B
de moleculen van een stof bewegen
C
de moleculen van een stof trekken elkaar aan

Slide 28 - Quiz

Ik vond deze oefentoets
A
makkelijk
B
moeilijk
C
het ging wel
D
niet te doen

Slide 29 - Quiz

Heb je de toets af. Bekijk dan nog eens het volgende filmpje!

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video