Oefentoets L2 3havo

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Goedemiddag 3Hc!

Pak je laptop en log in voor deze LessonUp

Programma:

Lezen 10 min.

LessonUp

Leesvaardigheid

Nieuw Nederlands

 Meer dan Lezen - §3 en §4

Hoe noem je het standpunt en alle argumenten tezamen?

Een feitelijk argument kun je controleren.

1. Deze stelling klopt niet
2. Deze stelling klopt

Er zijn twee soorten argumenten: Feitelijke en ... ?

Benoem de argumentatiestructuur

van het blokjesschema:

.

van 

(Je kunt kiezen uit enkelvoudige, onderschikkende, nevenschikkende of een combinatie) 

Welke argumentatiestructuur
zag je zojuist?

Hoe zou je een
nevenschikkende argumentatie
ook kunnen noemen?

1. Enkelvoudige
2. Onderschikkende
3. Onder- & nevenschikkende
4. Meervoudige

Welke argumentatiestructuur
zag je zojuist?

1. Enkelvoudige
2. Onderschikkende
3. Onder- & Neven schikkende
4. Meervoudige

Welke argumentatiestructuur
zag je zojuist?

Welke argumentatiestructuur
zag je zojuist?

1. Enkelvoudige
2. Onderschikkende
3. Onder- & nevenschikkende
4. Meervoudige

Welk signaalwoord kan een
standpunt aankondigen ?

1. Immers
2. Kortom
3. Want
4. Namelijk

Welke signaalwoorden geven vaak een tegenargument aan?

1. Ook, daarnaast, bovendien
2. Dus, daarom, kortom
3. Echter, daarentegen, maar
4. Namelijk, want, omdat

Wat is het doel van een tegenargument?

1. Het versterken van een standpunt
2. Het ontkrachten van een standpunt
3. Het samenvatten van een betoog
4. Het benadrukken van de conclusie

Argumenten en tegenargumenten hebben dezelfde signaalwoorden.

1. Klopt
2. Klopt niet

Als de schrijver aantoont dat een tegenargument niet klopt,
dan noemen we dat een ...

Wat is een drogreden?

1. Een sterk onderbouwd argument
2. Een onjuist of misleidend argument
3. Een tegenargument zonder weerlegging
4. Een objectieve redenering

Bij welk (tekst)verband horen de signaalwoorden: opdat, zodat, daarvoor, waarvoor, om te ... ?

1. Doel-middelverband
2. Oorzakelijk verband
3. Concluderend verband
4. Samenvattend verband

Bij welk (tekst)verband horen de signaalwoorden: namelijk, dus, aangezien, omdat, derhalve?

1. Voorwaardelijk verband
2. Vergelijkend verband
3. Redengevend verband
4. Toelichtend verband

Gefeliciteerd!

De grote warme chocolademelkprijs is voor jou!

Oefenvragen

Zijn er nog vragen?

Oefentoets L3

H5 en H6 - Lezen