6.7 & 6.8 - ecologie en duurzaamheid

Ecologie & duurzaamheid


§6.7 & 6.8
1 / 15
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Ecologie & duurzaamheid


§6.7 & 6.8

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
- Je kunt de energiestroom in een ecosysteem beschrijven.
- Je kunt de landbouw in Nederland beschrijven.

Slide 2 - Slide

Autotroof
Organismen die geen andere organismen nodig hebben om zich te voeden. Maken hun eigen voedsel door stoffen uit de levenloze natuur te halen. 

Slide 3 - Slide

Heterotroof
Organismen die zich voeden met andere organismen. 

Slide 4 - Slide

De mens is
A
Autotroof
B
Heterotroof

Slide 5 - Quiz

Zijn reducenten autotroof of heterotroof
A
Autotroof
B
heterotroof

Slide 6 - Quiz

Energiestroom
De plaats van een organisme in de voedselketen noem je het trofische niveau.  Producenten zijn autotroof vormen het eerste trofische niveau. consumenten van de eerste orde zijn heterotroof en vormen het tweede trofische niveau, enzovoort.

Slide 7 - Slide

Energiestoom

Slide 8 - Slide

Landbouw
Alle activiteiten die het natuurlijke milieu aanpassen voor voedselproductie. 
We hebben akkerbouw, tuinbouw en veeteelt.

Slide 9 - Slide

landbouw
Voedingsgewassen zijn de planten die worden verbouwd in de akkerbouw en tuinbouw.
Landbouwdieren zijn de dieren die gehouden worden voor de veeteelt.

Slide 10 - Slide

Akkerbouw
- Grote velden, vaak monocultuur, snel en goedkoop. 
- Grotere kans op plagen, uitputting van de grond.

-Organische mest: afkomstig van organismen
-Kunstmest: gemaakt in laboratoria of fabrieken, je weet precies hoeveel mineralen je moet gebruiken. 

Slide 11 - Slide

gewasbescherming (pesticiden)
-Biociden: chemische gewasbescherming, doden goede en slechte organismen. Niet-selectieve gewasbescherming. Er kan resistentie optreden. 
-Biologische gewasbescherming: Inzetten van natuurlijke vijand.

Slide 12 - Slide

Biologische landbouw
-Probeert het milieu te sparen, vruchtwisseling, monocultuur wordt vermeden, maakt gebruik van biologische gewasbescherming, meer ruimte voor dieren, kleinere stukken land. 

Slide 13 - Slide

Boer Harry zet lieveheersbeestjes in om zijn gewassen te beschermen tegen bladluis, dit noem je
A
Biocide
B
Biologische gewasbescherming

Slide 14 - Quiz

Voor nu
- Beginnen aan de opdrachten van 6.7 en 6.8
- Samenvattingen maken
- Het hoofdstuk doornemen en vragen opschrijven en stellen!

Slide 15 - Slide