Spelling Daltonuur Nederlands Thema 3 Leerjaar 1 - Billy 3

Nederlands 1a/b
Daltonuur

Geluid uit!
We gaan zo beginnen.
Nederlands 1a/1b


We gaan bijna beginnen!

  • Geluid uit 
  • Chat niet spammen
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nederlands 1a/b
Daltonuur

Geluid uit!
We gaan zo beginnen.
Nederlands 1a/1b


We gaan bijna beginnen!

  • Geluid uit 
  • Chat niet spammen

Slide 1 - Slide

Nederlands 1a/b
Daltonuur

Geluid uit!
We gaan zo beginnen.
Nederlands 1a/1b


Wat gaan we doen dit daltonuur?

  • Nabespreken groepsopdracht tekstbegrip
  • Voorbespreken toets spelling & grammatica
  • Afsluitende quiz

    Slide 2 - Slide

    Nederlands 1a/b
    Daltonuur

    Geluid uit!
    We gaan zo beginnen.
    Nederlands 1a/1b


    Nabespreken groepsopdracht tekstbegrip

      Alinea 1
      In de Middeleeuwen dronken we amper water maar vooral veel bier. Omdat het drinkwater te vies was, gaat het verhaal. Maar dat klopt niet. Leendert Alberts zet een glaasje water op tafel voor de verslaggever. ‘Dat was in de Middeleeuwen een belediging geweest’, zegt hij erbij, met een knipoog. ‘Water was voor de dieren.’ Alberts kan het weten: de docent geschiedenis aan de Hogeschool Utrecht promoveerde in 2015 op de geschiedenis van de bierproductie in Amersfoort in de late Middeleeuwen. Bier is wat mensen eeuwenlang dronken, eigenlijk bij gebrek aan wat anders. ‘Water stond het laagst in aanzien. Welgestelden dronken bij voorkeur wijn, maar de grote middengroep zat elke dag aan het bier.’En dan bedoelt Alberts ook echt elke dag.

      Chronologisch // opsommend // toelichtend // tegenstellend

      Slide 3 - Slide

      Nederlands 1a/b
      Daltonuur

      Geluid uit!
      We gaan zo beginnen.
      Nederlands 1a/1b


      Nabespreken groepsopdracht tekstbegrip

        Alinea 6
        Tijdens zijn promotieonderzoek ontdekte Alberts geschriften van het Amersfoortse stadsbestuur die duidelijk aangaven dat er niet zomaar overal rommel in het water mocht worden gegooid. Grote vervuilers, zoals leerlooierijen en textielwasserijen, bevonden zich stroomafwaarts van de bebouwing, zodat hun vuiligheid niet in de stad kwam. Een stad als Delft had een heel systeem van sluizen en dammen om schoon en vervuild water in goede banen te leiden.


        Chronologisch // opsommend // toelichtend // tegenstellend

        Slide 4 - Slide

        Nederlands 1a/b
        Daltonuur

        Geluid uit!
        We gaan zo beginnen.
        Nederlands 1a/1b


        Voorbespreken toets spelling & grammatica

          MAVO
          Spelling: tegenwoordige tijd // voltooid deelwoord
          Grammatica: onderwerp // persoonsvorm // werkwoordelijk gezegde // lijdend voorwerp

          HAVO
          Spelling: tegenwoordige tijd // verleden tijd // voltooid deelwoord // onvoltooid deelwoord
          Grammatica: onderwerp // persoonsvorm // werkwoordelijk gezegde // lijdend voorwerp 

          VWO
          Spelling: tegenwoordige tijd // verleden tijd // voltooid deelwoord // onvoltooid deelwoord
          Grammatica: onderwerp // persoonsvorm // werkwoordelijk gezegde // naamwoordelijk gezegde // lijdend voorwerp 

           

          Slide 5 - Slide

          Nederlands 1a/b
          Daltonuur

          Geluid uit!
          We gaan zo beginnen.
          Hoeveel fouten tel je?


          • Lees de tekst 'Billy' 
          • Pak pen en papier
          • Noteer alle fouten in de werkwoorden
          • Je hebt 8 minuten de tijd

          Slide 6 - Slide

          timer
          8:00

          Slide 7 - Slide

          Hoeveel fouten (in werkwoorden) staan er in de tekst?

          A
          8
          B
          10
          C
          13
          D
          14

          Slide 8 - Quiz

          Vul de juiste werkwoordsvorm in:

          Wat had mama nou (zeggen).

          A
          zegt
          B
          gezegt
          C
          gezegd

          Slide 9 - Quiz

          Vul de juiste werkwoordsvorm in:

          Wat (fluisteren) mama nou voordat ik gisteren ging slapen?

          A
          fluistert
          B
          fluisterde
          C
          fluisterden

          Slide 10 - Quiz

          Vul de juiste werkwoordsvorm in:

          De wind (duwen) me door de open velden.


          A
          duwd
          B
          duwt

          Slide 11 - Quiz

          Vul de juiste werkwoordsvorm in:

          Ze (turen) naar de grond.

          A
          tuurt
          B
          tuurd
          C
          turt

          Slide 12 - Quiz

          Vul de juiste werkwoordsvorm in:

          Als ik haar ben (naderen).

          A
          genadert
          B
          genaderd
          C
          genaderde

          Slide 13 - Quiz

          Vul de juiste werkwoordsvorm in:

          Haar herder (cirkelen) rond haar benen.

          A
          cirkelt
          B
          cirkeld

          Slide 14 - Quiz

          Vul de juiste werkwoordsvorm in:

          Vroeger (dansen) de kinderen tot de ochtend.

          A
          dansden
          B
          dansten
          C
          danste
          D
          dansde

          Slide 15 - Quiz

          Vul de juiste werkwoordsvorm in:

          Ik ben meteen vergeten wat ze (zeggen) heeft.
          A
          gezegd
          B
          gezegt
          C
          gezegdt

          Slide 16 - Quiz

          Wat is de persoonsvorm?

          De wind duwt me richting de bomen.
          A
          duwt
          B
          wind
          C
          de wind

          Slide 17 - Quiz

          Wat is het onderwerp?

          Ze tuurt naar de grond.
          A
          Ze
          B
          tuurt
          C
          grond

          Slide 18 - Quiz

          Wat is het onderwerp?

          Haar vaalgele jas zit onder de vlekken
          A
          Haar
          B
          vaalgele jas
          C
          Haar vaalgele jas

          Slide 19 - Quiz

          Wat is het werkwoordelijk gezegde?

          Hoe heeft de wind gewaaid?
          A
          heeft
          B
          gewaaid
          C
          heeft gewaaid

          Slide 20 - Quiz

          Wat is juist?


          A
          Wordt vervolgd!
          B
          Word vervolgt!
          C
          Wordt vervolgt!
          D
          Word vervolgd!

          Slide 21 - Quiz

          Nederlands 1a/b
          Daltonuur

          Geluid uit!
          We gaan zo beginnen.
          Nederlands 1a/1b


          Zelf doen:

          • Ben je bij met fictie?
          • Zo niet... aan de slag!
          • Volgende week verder met spelling H3+4 (je mag alvast vooruit werken)

            Slide 22 - Slide

            Slide 23 - Slide