Doel: Je weet wanneer je de past simple en de present perfect moet gebruiken.
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EngelsMBOStudiejaar 1-4
This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Grammar
Boek 2/3
10.1 past simple, present perfect
Doel: Je weet wanneer je de past simple en de present perfect moet gebruiken.
Slide 1 - Slide
Past simple/ present perfect
De verleden tijd (past simple) en de voltooid tegenwoordige tijd (present perfect) worden zowel in het Engels als Nederlands gebruikt. Maar er zijn verschillen.
Ik heb haar gisteren gezien. (voltooid tegenwoordige tijd)
I saw her yesterday. (past simple) Nooit: I have seen her yesterday. (present perfect)
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
I _____ (to know) Karim and Ahmed since I _____ (to be) a child.
Slide 16 - Open question
Between 2014 and 2016 the company _____(to upgrade) all its computers and software.
Slide 17 - Open question
We _____ (to live) in London for some time. We really like it here.