Engelse werkwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Engelse werkwoorden

De vervoeging van Engelse werkwoorden 

Leerdoelen

Na de lessenserie kun je de Engelse werkwoorden correct vervoegen

Tegenwoordige tijd

Tegenwoordige tijd

Tegenwoordige tijd

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij ... (timen) de marathon.

1. hij timede
2. hij timde
3. hij timdde
4. hij timedde

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij ... (barbecueën) in de tuin.

1. barbecude
2. barbecuede
3. barbecuedde
4. barbecudde

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij ... (lunchen) met zijn zoon.

1. hij lunchte
2. hij lunchde
3. hij lunchtte
4. hij lunchdde

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd : Hij ... (deleten) gisteren de bestanden.

1. deletete
2. delet
3. delette
4. deletette

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij ... (racen) naar huis.

1. racte
2. racette
3. racde
4. racete

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm tegenwoordige tijd. Mijn vader ... (downloaden) de bestanden.

1. download
2. downloat
3. downloadt
4. downloadde

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm tegenwoordige tijd. Jason ... (barbecueën) met vrienden.

1. barbecued
2. barbecuedt
3. barbecuet
4. barbecuette

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm tegenwoordige tijd. Mijn vriendje ... (skaten) in het park.

1. skatet
2. skate
3. skated

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd
Romy en Marie ... (racen) op de kartbaan.

1. raceten
2. racetten
3. raceden