les 6

Welkom
Mobiel uitzetten en in de tas doen.
Rustig op je eigen plek gaan zitten.
Je schrift en etui op tafel leggen.
Je laptop nog even in je tas laten zitten.
Als de timer op 0 staat start de uitleg en zit je klaar.
timer
1:00
1 / 38
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom
Mobiel uitzetten en in de tas doen.
Rustig op je eigen plek gaan zitten.
Je schrift en etui op tafel leggen.
Je laptop nog even in je tas laten zitten.
Als de timer op 0 staat start de uitleg en zit je klaar.
timer
1:00

Slide 1 - Slide

Deze les
Terugblik doelen vorige les.   
Uitleg nieuwe doelen.   
Opdrachten maken.   
Afsluiten; hoe is het deze les gegaan en wat weet je over de bloedvaten? 

Slide 2 - Slide

Wat weet je nog?
Hoe heet het bloedvat dat naar je maag gaat?
Is die zuurstofrijk of zuurstof arm?
Grote of kleine bloedsomloop?
En welke bloedvaten gaan naar de lever?
En zijn die zuurstofrijk of zuurstof arm? 
En van de grote of kleine bloedsomloop?

Slide 3 - Slide

De leerdoelen van deze week: 
-Je moet drie typen bloedvaten kunnen noemen met hun kenmerken en functies.  
-Je moet in het bloedvatenstelsel van de mens slagaders en aders kunnen benoemen. 
 
Voor vwo ook: 
-Je moet de kenmerken en functies van weefselvloeistof en lymfe kunnen noemen. 


Deze les uitleg over het 3e leerdoel voor vwo, havo kan nu aan het werk.

Slide 4 - Slide

Havo kan aan het werk.
-Lezen / bestuderen de tekst van B4 
-Maken opdracht 18 t/m 23  
-De antwoorden van de opdrachten serieus controleren.    
-Je kennis van de leerdoelen toetsen met de flitskaarten en de test je zelf.

Slide 5 - Slide

Je moet de kenmerken en functies van weefselvloeistof en lymfe kunnen noemen. 
- Door de bloeddruk wordt vloeistof uit de
haarvaten geperst
- Het vocht beweegt tussen de cellen van
organen en heet nu weefselvloeistof
- Zuurstof en voedingsstoffen worden afgegeven, koolstofdioxide en afvalstoffen worden opgenomen door het weefselvloeistof
- De vloeistof komt weer terug naar de haarvaten of gaat naar de lymfevaten
- De vloeistof in de lymfevaten heet lymfe

Slide 6 - Slide

Je moet de kenmerken en functies van weefselvloeistof en lymfe kunnen noemen. 
Lymfevaten: 
- voeren lymfe weg van de organen
- weinig druk, er is immers 
geen hart om voor druk te zorgen
- bevat veel kleppen

Slide 7 - Slide

Je moet de kenmerken en functies van weefselvloeistof en lymfe kunnen noemen. 
Lymfevatenstelsel 
Lymfevaten vloeien samen en komen
uit in de rechterlymfestam en de
borstbuis. Vandaar gaat de vloeistof
naar aders die onder het
sleutelbeen liggen

Slide 8 - Slide

Je moet de kenmerken en functies van weefselvloeistof en lymfe kunnen noemen. 
Lymfeknopen.
Lymfeknopen controleren het
bloed op ziekteverwekkers. Als
ze een lichaamsvreemde stof
tegenkomen worden de witte
bloedcellen die nodig zijn
aangemaakt. De lymfeknoop raakt
dan gezwollen

Slide 9 - Slide

Leerdoelen:
-Je moet drie typen bloedvaten kunnen noemen met hun kenmerken en functies.  
-Je moet in het bloedvatenstelsel van de mens slagaders en aders kunnen benoemen. 

Voor vwo ook: 
-Je moet de kenmerken en functies van weefselvloeistof en lymfe kunnen noemen. 

Kun je bereiken door:
-Te lezen / bestuderen de tekst van B4 (en vwo ook B9)
-Te maken: opdracht 18 t/m 23 (en vwo ook opdracht 38)
-De antwoorden van de opdrachten serieus te controleren.   
-Je kennis van de leerdoelen te toetsen met de flitskaarten en de test je zelf.
timer
5:00

Slide 10 - Slide

Afsluiting.
Een paar vragen over de leerdoelen van deze week.
Log in bij lessonup.
20 vragen voor havo + vwo over de bloedvaten en 5 over Lymfe en weefselvloeistof voor vwo.
(10 seconde per vraag)

Slide 11 - Slide

Welke bloedvaten hebben de dikste wand?
A
slagaders
B
aders
C
haarvaten

Slide 12 - Quiz

Hoe noemen we deze bloedvaten?
A
slagaders
B
aders
C
haarvaten

Slide 13 - Quiz

Deze bloedvaten zijn meestal zuurstof arm
A
slagaders
B
haarvaten
C
aders

Slide 14 - Quiz

Welke bloedvat is zuurstofrijk?
A
Pootader
B
Nierslagader
C
Kransader
D
Nierader

Slide 15 - Quiz

Hoe heten de bloedvaten die het hart van zuurstof voorzien?
A
hartslagaders
B
kransslagaders
C
hartaders
D
kransaders

Slide 16 - Quiz

In welke bloedvaten vind opname en afgifte van stoffen plaats?
A
Aders
B
Slagaders
C
Haarvaten

Slide 17 - Quiz

Bloedvaten kunnen...
A
...stoffen opnemen
B
... stoffen afgeven
C
... stoffen opnemen en afgeven

Slide 18 - Quiz

Welke bloedvaten stromen altijd weg van het hart
A
Slagaders
B
Aders
C
haarvaten

Slide 19 - Quiz

in deze bloedvaten is de druk het hoogst
A
slagaders
B
haarvaten
C
aders

Slide 20 - Quiz

deze bloedvaten liggen diep in het lichaam
A
slagaders
B
haarvaten
C
aders

Slide 21 - Quiz

Bij welke bloedvaten kunnen witte bloedcellen en vocht door de wand heen?
A
Slagaders
B
Haarvaten
C
Aders

Slide 22 - Quiz

Drie bloedvaten zijn de leverader, de leverslagader en de poortader.
In welk bloedvat of in welke bloedvaten is het bloed zuurstofrijk?
A
Alleen in de leverslagader
B
In de leverader en in de poortader
C
In de leverslagader en de poortader

Slide 23 - Quiz


De bloeddruk in de bloedvaten 16 en 8 wordt met elkaar vergeleken.
In welk bloedvat is de bloeddruk het laagst?


A
16
B
8

Slide 24 - Quiz


A
1.slagader 2.haarvat 3.ader
B
1.aorta 2.haarvat 3. ader
C
1.ader 2.haarvat 3.slagader
D
1.ader 2.haarvat 3. ader

Slide 25 - Quiz

Van welk type bloedvat is dit een tekening?

A
ader
B
haarvat
C
slagader

Slide 26 - Quiz

Wat is het verschil tussen een ader en een slagader?
A
Een slagader heeft kleppen en een sterke wand
B
Een ader gaat van het hart af naar het lichaam
C
Een slagader gaat met veel zuurstof naar het hart toe.
D
Aders hebben kleppen en een slappere wand

Slide 27 - Quiz

ader waarin bloed van de darmen naar de lever stroomt
A
leverade
B
darmader
C
poortader
D
brugader

Slide 28 - Quiz

Welk bloedvat bevat de meeste voedingsstoffen
A
Maagslagader
B
Poortader
C
Nierader
D
Leverslagader

Slide 29 - Quiz

Welk bloedvat brengt zuurstofrijk bloed naar de lever?
A
Poortader
B
Leverslagader
C
Leverader
D
Onderste holle ader

Slide 30 - Quiz

Het bloed stroomt naar de nieren toe door de ...
A
nierslagader
B
poortader
C
nierader

Slide 31 - Quiz

Wat bevindt zich op plaats P?
A
bloed
B
lymfe
C
weefselvloeistof

Slide 32 - Quiz

Wat is lymfe?

A
Lymfe is hetzelfde als weefselvloeistof.
B
Vloeistof die uit de lymfevaten de weefsels in gaat.
C
Weefselvloeistof met rode bloedcellen.
D
Weefselvloeistof die in de lymfevaten is gestroomd.

Slide 33 - Quiz

Wat bevind zich niet in weefselvloeistof ?
A
witte bloedcellen
B
afvalstoffen
C
rode bloedcellen
D
zuurstof

Slide 34 - Quiz

Wat is de functie van de lymfeknopen (lymfeklieren)?
A
Halen voedingsstoffen uit lymfe
B
Zuiveren de lymfe van onder andere ziekteverwekkers
C
Halen zuurstof uit lymfe
D
Maakt rode bloedcellen aan

Slide 35 - Quiz

Hoe heet de plaats waar een aantal lymfevaten samenkomen?
A
lymfeklier
B
lymfe
C
lymfevat
D
lymfknoop

Slide 36 - Quiz

Tevreden over je score?
Volgende week nieuwe studiewijzer, gaan het hebben over hart en vaatziekten en de nieren (uitscheiding).
Genoteerd wat je thuis gaat doen?  
Pak dan je tas in en wacht nog even rustig op je eigen plek tot het tijd is.

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide