Oefenen bezittelijk voornaamwoord

Noem de Duitse
bezittelijke
voornaamwoorden
1 / 20
next
Slide 1: Mind map
DuitsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Noem de Duitse
bezittelijke
voornaamwoorden

Slide 1 - Mind map

Wat is een bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Wie heißt deine Oma?
A
Wie
B
heißt
C
deine
D
Oma

Slide 2 - Quiz

Wat is een bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Ihre Tante ist 32 Jahre alt.
A
Ihre
B
Tante
C
32 Jahre
D
alt

Slide 3 - Quiz

Het bezittelijk voornaamwoord

Bezittelijke voornaamwoorden zijn woorden als mijn, jouw, enz.

 De persoon is bijvoorbeeld eigenaar of maker van het genoemde: mijn fiets, haar tekening, hun huis

Slide 4 - Slide

Let op!!!

Het bezittelijk voornaamwoord vervangt lidwoord dus:

Das ist ein Fahrrad.  = Das ist mein Fahrrad

Das ist eine Schule = Das ist meine Schule

Jij schrijf niet !!!!

Das ist eine meine Schule

Slide 5 - Slide

Zoals jij heb gemerkt, hebben wij voor elke persoon het bezittelijk voornaamwoord.

ik - mijn- mein     jij- jouw- dein   zij- haar- ihr   

hij - zijn - sein   het- zijn- sein   wij - ons\onze - unser

jullie -jullie-euer        zij- hun - ihr         u - uw - Ihr


Slide 6 - Slide

Schema
ik
ich
mijn
mein-
jij
du
jouw, je
dein-
hij
er
zijn
sein-
zij
sie
haar
ihr-
het
es
zijn
sein-
wij
wir
ons, onze
unser-
jullie
ihr
jullie
euer / eure
zij
sie
hun
ihr-
u
Sie
uw
Ihr-

Slide 7 - Slide

De streepjes achter de bezittelijke voornaamwoorden laten zien dat er nog een uitgang achter kan komen

- bij mannelijk en onzijdig komt er niks achter, 
- bij vrouwelijk en meervoud komt er een -e       
  achter. 

Slide 8 - Slide

Was ist ...............(jouw) Name (m)?
A
sein
B
mein
C
dein
D
Ihr

Slide 9 - Quiz

...............(mijn) Hobby (o) ist Handball.
A
Meine
B
Mein
C
Deine
D
Dein

Slide 10 - Quiz

Das sind..................(onze) Eltern (v).
A
meine
B
dein
C
ihr
D
unsere

Slide 11 - Quiz

............ (jullie) Weinachtsbaum (m) ist sehr schön.
A
unser
B
euere
C
unsere
D
euer

Slide 12 - Quiz

................(onze) Klassenlehrer (m) heißt Meier.
A
Ihr
B
Ihre
C
Unser
D
Euere

Slide 13 - Quiz

Maaike ist ..............(haar) Freundin (v).
A
meine
B
ihr
C
ihre
D
euere

Slide 14 - Quiz

.............(uw) Handy (o) klingelt , Frau Schmidt!
A
Dein
B
Ihr
C
Sein
D
Unser

Slide 15 - Quiz

Das ist ........................ (mijn) Geburtstagsgeschenk (o)
A
meine
B
deine
C
mein
D
sein

Slide 16 - Quiz

Wohnen ..............(uw) Eltern (mv) auch in Köln, Frau Schreiber?
A
ihr
B
Ihre
C
Ihr
D
ihre

Slide 17 - Quiz

................. (onze) Familie (v) ist sehr groß. ................ (mijn) Tante (v)sehe ich beinahe nie.
A
Unsere, mein
B
Unser, mein
C
Unser, meine
D
Unsere, meine

Slide 18 - Quiz

Wir haben gestern .............. (jullie) Geschwister (mv)
gesehen. .............. (Jullie) Bruder (m) hat ein Taxi genommen und ................ (jullie) Schwester (v) die U-Bahn.
A
euer, eure, eure
B
eure, ihr, ihre
C
eure, ihr, deine
D
eure, euer, eure

Slide 19 - Quiz

Wann fangen ............. (jouw) Weihnachtsferien(mv) an? Dann ist doch auch ............(jouw) Geburtstag(m)? Hast du .............. (jullie) Vewandten(mv) eingeladen?

A
dein, deine, euer
B
deine, dein, euer
C
deine, dein, eure
D
dein, dein, eure

Slide 20 - Quiz