vakantie dagen zijn minimaal 4 x het aantal werkdagen per week of 4 keer het aantal uren dat je werkt. Ton werkt fulltime dus heeft hij recht op 20 vakantiedagen.
2.12b
Bij diefstal mag de medewerker op staande voet ontslagen worden.
Slide 5 - Slide
2.12c
het gaat om iemand in tijdelijke dienst die net een paar dagen heeft gewerkt, dan zit diegene nog in zijn proeftijd en kan dus per direct opzeggen.
2.12d
1. rechtsgeldig: overeenkomst voor bepaalde tijd, contract verloopt.
2. niet rechtsgeldig: de proeftijd zit erop, nu moet er een
opzegtermijn in acht worden genomen (in dit geval 1 maand).
3. rechtsgeldig: de ouders kunnen gebruik maken van hun recht om
binnen 4 weken bezwaar te maken.
Slide 6 - Slide
2.13a
Partijen CAO: vakbonden en werkgevers (organisaties).
2.13b
CAO verbindend verklaard houdt in dat:
4. er alleen nog individuele arbeidsovereenkomsten mogen worden afgesloten die niet in strijd zijn met de CAO.
2.13c
Secundaire arbeidsvoorwaarde: de reiskostenvergoeding.
Slide 7 - Slide
2.13d
Fulltime werkweek stijgt van 38 naar 40 uur
Dit is een stijging van 40-38 / 38 x 100 = 5,3%
2.13e
Het uurloon stijgt met 2,5% terwijl het personeel 5,3% langer moet werken => de brutoloon per uur daalt.
De werknemers gaan er dus op achteruit.
Slide 8 - Slide
2.14a
398,10/9,96 = 39,97 dus 40 uur.
Het gaat dus over een 40-urige werkweek.
2.14b
23-jarige krijgt € 1.725,- per maand.
De vakantietoeslag is minimaal 8% per jaar
dus 8% van 12x1725 = € 1.656,-
Slide 9 - Slide
2.14c
21-jarige verdient € 1.725,-
16-jarige verdient € 595,15
Hoeveel % is dat van de 23-jarige hoger dan dat van een 16-jarige?
1725-595 /595 x100 = 189,9%
2.14d
Tweede kwartaal wil zeggen drie maanden
fulltimer van 27: 3x1725 = € 5.175,-
2 parttimers van 19: 3x1,5x1035 = € 5.657,50
Bij elkaar verdienen ze € 9.832,50
3 is omdat het 3 maanden zijn
3 is omdat het 3 maanden zijn
1,5 is omdat er twee mensen zijn die ieder 0,75 fte werken
Slide 10 - Slide
2.14e
Het wettelijk aantal vakantiedagen is minimaal 4 x het aantal werkdagen per week.
Fulltimer dus 4 x 5 = 20 vakantiedagen per jaar
Partimers werken 0,75fte dus 0,75 x 5 = 3,75
Zij hebben dus recht op 4 x 3,75 = 15 vakantiedagen per jaar
Slide 11 - Slide
Paragraaf 2.4 Koopkracht bruto- en nettoloon
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Video
Brutoloon
Premies volksverzekeringen (gebruikt voor betalen van uitkeringen
Loonbelasting
Nettoloon (krijg je op je rekening gestort
Loonkosten
Pensioenpremie, zorgpremie plus sociale premies (WW en WIA)
>
Slide 14 - Slide
Voorbeeld loonstrook
Wat is het brutoloon?
Wat is het nettoloon?
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Video
Maak in stilte
en
zelfstandig
de opdrachten 2.16 t/m 2.19
pagina 73 t/m79
Ben je klaar:
Neem alvast §2.5 door
timer
10:00
ben je niet stil => strafwerk!
Slide 17 - Slide
2.18a berekenen deeltijd brutosalaris (60%)
daarna verder rekenen zoals het er staat
d weten waar AOW, Anw, Wlz, AKW, WW en WIA voor zijn
f reële loon berekenen
2.16a+b toepassen begrippen
2.17a+b+d berekenen
c stijging in procenten uitrekenen
e daling koopkracht in % uitrekenen
2.19a berekenen reële loonindexcijfers
b procentuele stijging berekenen
c prijspeil berekenen
d reeële rente-indexcijfer berekenen
HULP
opdrachten
Slide 18 - Slide
Waaruit bestaat de loonheffing?
Rekenen: loonindexcijfer , consumentenprijsindex en reële loonindex.
Begrippen:
Brutoloon
Nettoloon
Inflatie
Koopkracht
Loonindexcijfer
Noteer in je schrift
Wat zijn de verschillen tussen AOW en Bedrijfspensioen?
Welke werknemersverzekeringen zijn er?
Wat moet je weten van § 2.4?
Welke volksverzekeringen zijn er?
Slide 19 - Slide
Ik weet wat brutoloon is
Ik weet wat nettoloon is
Ik weet wat een salarisspecificatie of loonstrook is, en kan deze lesen
Ik weet het verschil tussen de AOW en het bedrijfspensioen
Ik weet waar de loonheffing uit bestaat
Ik weet wat loonbelasting is
Ik ken vier volksverzekeringen
Ik weet wat de Zorgverzekeringswet inhoudt
Ik weet wat de loonkosten voor de werkgever zijn
Ik ken twee werknemersverzekeringen
Ik ken de bepalingen over minimumloon
Ik ken de bepalingen over arbeidsomstandigheden
LEER EN
Slide 20 - Slide
Progressief belastingtarief
Het belastingpercentage wordt hoger naarmate het belastbaar inkomen toeneemt.