Les 4: Communicatieproblemen

Communicatiestoringen
Les 4 
1 / 25
next
Slide 1: Slide
OnderwijsassistentenPedagogisch werkMBOStudiejaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Communicatiestoringen
Les 4 

Slide 1 - Slide

Vorige lessen... 
  • groepsgesprekken 
  •  teamoverleg 
  • effectieve communicatie 
  • beroepscode
  • beroepshouding 
  • grondhouding 

Slide 2 - Slide

Tijd voor een test... 
Wat weten jullie nog? 

Slide 3 - Slide

Waar of niet waar?
Beroepscode is een gedragscode
A
Waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

Waar of niet waar?
Als pedagogisch werker heb je geen voorbeeldfunctie! Je bent geen voorbeeld voor kinderen en jongeren.
A
Waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Waar of niet waar?
Je grondhouding is je basishouding die bij je persoonlijkheid hoort en onlosmakelijk verbonden is met je persoonlijke waarden en normen
A
Waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

Je grondhouding omvat 3 aspecten, benoem deze 3 aspecten

Slide 7 - Open question

Wat is een groepsgesprek?

Slide 8 - Open question

Je hebt een aantal vormen van groepsgesprekken, benoem er 1.

Slide 9 - Open question

Een teamoverleg is een regelmatig overleg tussen het team en de direct leidinggevende, waarin punten aan de orde komen die het hele team aangaan.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

Een teamoverleg is een regelmatig overleg tussen het team en de direct leidinggevende, waarin punten aan de orde komen die het hele team aangaan.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

Wanneer spreken we van effectieve communicatie?

Slide 12 - Open question

Doelen vandaag 
Aan het eind van de les: 
  • kun je uitleggen wat interne en externe ruis is. 
  •  weet je wat een communicatieschema is 

Slide 13 - Slide

1.5 communicatiestoring (blz 27) 
Zaken die communicatie verstoren noemen we ruis 

Ruis omvat alle factoren bij zender, bij ontvanger en in de omgeving die de communicatie bemoeilijken of verstoren. 

Er zijn twee soorten ruis; interne en externe ruis. 

Slide 14 - Slide

Interne ruis 
  • Alle vormen van ruis die met de zender of ontvanger zelf te maken hebben, heten interne ruis. 
  • Word veroorzaakt door interne factoren: gevoelens, gedachten, verwachtingen en vooroordelen. 
  • Kan ook te maken hebben met een vooroordeel; zij lijkt mij een gezellige moeder, ze mag wel een beetje letten op haar gewicht. 
  • Veelvoorkomende vorm: terwijl je luistert denk je aan iets soortgelijks dat jou is overkomen. Je bent meer met jezelf bezig met luisteren naar de ander. 

Slide 15 - Slide

Externe ruis 
Alle factoren die de communicatie van buitenaf verstoren. 
Bij externe ruis gaat het om wat je ziet, hoort of ruikt wat jouw aandacht afleidt. 

Het vermijden van ruis heeft ook alles te maken met een goede luisterhouding. 

Slide 16 - Slide

Communicatieschema

Slide 17 - Slide

Communicatieschema uitleg 
Coderen: het omzetten van gegevens. Je voelt of denkt iets en dat zet je om in woorden en gedrag 

Decoderen: in de rol vang je de (verbale en non-verbale) signalen van de zender op en zet je deze om in een betekenis 

Slide 18 - Slide

Fouten die je kunt maken bij coderen... 
  • Je gebruikt woorden waarvan de ontvanger de betekenis niet kent. 
  • Je gebruikt heel persoonlijke woorden. Veel woorden zijn minder duidelijk dan je in eerste instantie denkt . Wat is een 'goede' collega? Wat is kwaliteit? Wat is 'nogal druk' gedrag? 
  • De intonatie van je stem zorgt voor onduidelijkheid. 

Slide 19 - Slide

Fouten die je als ontvanger kunt maken (decoderen): 
  • Je geeft een ander (emotionele) betekenis aan de woorden van de zender, bijvoorbeeld omdat de zender en jij een verschillend referentiekader hebben. 
  • Je geeft een eigen invulling aan de woorden van de zender. Je interpreteert de woorden van de zender verkeerd.  

Slide 20 - Slide

Hoe groter het verschil in referentiekader tussen zender en ontvanger, hoe eerder er sprake is van communicatieprobleem 

Slide 21 - Slide

Maar wat is een referentiekader? 
Het referentiekader is het geheel van denkbeelden, overtuigingen, gewoonten, waarden en normen die iemand heeft opgebouwd in zijn en van waaruit hij de wereld om zich heen interpreteert en beoordeelt. 

Slide 22 - Slide

Opdracht: 
1. Ga in tweetallen door de school lopen. ​
2. Eén van jullie krijgt een blinddoek (theedoek) op en de ander gaat deze blinde begeleiden.​
3. Je mag de blinde niet aanraken maar moet via communiceren het pad wijzen.​
3. Je mag een trap proberen wanneer jullie beide dit aandurven.​
4. Na 10 minuten wisselen jullie van rol en wordt de ander de blinde.​
5. Na 20 minuten komen jullie weer terug in de klas en gaan we over de ervaringen praten.​
      






Slide 23 - Slide

Opdracht nabespreken

Slide 24 - Slide

Als er tijd over is... 
  • Samenvatting maken theorie 

Slide 25 - Slide