Hoofdstuk 1

Zakgeld is een voorbeeld van:
A
Inkomen met tegenprestatie
B
Inkomen zonder tegen prestatie
1 / 18
next
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slide and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Zakgeld is een voorbeeld van:
A
Inkomen met tegenprestatie
B
Inkomen zonder tegen prestatie

Slide 1 - Quiz

Slide 2 - Video

Zakgeld is een voorbeeld van:
A
Inkomen in geld
B
Inkomen in natura

Slide 3 - Quiz

Zakgeld is een voorbeeld van:
A
Vrij besteedbaar inkomen
B
Niet vrij besteedbaar inkomen

Slide 4 - Quiz

Loon/ salaris is een voorbeeld van:
A
Inkomen met tegenprestatie
B
Inkomen zonder tegen prestatie

Slide 5 - Quiz

Loon/ salaris is een voorbeeld van:
A
Inkomen in geld
B
Inkomen in natura

Slide 6 - Quiz

Loon/ salaris is een voorbeeld van:
A
Vrij besteedbaar inkomen
B
Niet vrij besteedbaar inkomen

Slide 7 - Quiz

Kleedgeld is een voorbeeld van:
A
Inkomen met tegenprestatie
B
Inkomen zonder tegen prestatie

Slide 8 - Quiz

Kleedgeld is een voorbeeld van:
A
Inkomen in geld
B
Inkomen in natura

Slide 9 - Quiz

Kleedgeld is een voorbeeld van:
A
Vrij besteedbaar inkomen
B
Niet vrij besteedbaar inkomen

Slide 10 - Quiz

Je krijgt voor je goede rapport een computerspelletje
A
Inkomen met tegenprestatie
B
Inkomen zonder tegenprestatie

Slide 11 - Quiz

Je krijgt voor je goede rapport een computerspelletje
A
Inkomen in geld
B
Inkomen in natura

Slide 12 - Quiz

Je krijgt voor je goede rapport een computerspelletje
A
Vrij besteedbaar inkomen
B
Niet vrij besteedbaar inkomen

Slide 13 - Quiz

Om inkomen omrekenen van weken naar maanden doe je door het inkomen te:
A
x 4
B
x 52 : 12
C
X 12 : 52
D
: 4

Slide 14 - Quiz

Om inkomen omrekenen van maanden naar weken doe je door het inkomen te:
A
x 4
B
x 52 : 12
C
X 12 : 52
D
: 4

Slide 15 - Quiz

Hoeveel kwartalen heeft een jaar?
A
2
B
3
C
4
D
6

Slide 16 - Quiz

Wat is een tabel?
Een tabel is een overzicht met gegevens in kolommen en rijen.

Slide 17 - Slide

Je hebt een rente van 2% en een spaarbedrag van 50 euro. Wat is je rentebedrag?
A
0,50 euro
B
1 euro
C
2 euro
D
0,25 euro

Slide 18 - Quiz