Hoofdstuk 2.4

Hoofdstuk 2.4
1 / 26
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoofdstuk 2.4

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
- Wat weten we nodig van vóór de vakantie (tja het is alweer 2 weken geleden)
- Massa bij reacties 
(we gaan rekenen, let op het boek is onduidelijk dus schrijf/doe goed mee)

Slide 2 - Slide

Doel
Aan het einde van de les kun je rekenen aan reacties (voorspellen hoeveel product er ontstaat in bv gram)

Slide 3 - Slide

Ontledingen herkennen we aan het woord
A
synthese
B
lyse
C
vergelijking

Slide 4 - Quiz

Wat moet er altijd in een reactieschema?
A
stoffen
B
fases
C
=
D
-->

Slide 5 - Quiz

Als ik zout oplos in water heb ik een
A
reactie
B
mengsel

Slide 6 - Quiz

Koolstof (s) + Zuurstof (g) --> Koolstofdioxide (g)
Dit is een
A
mengsel
B
reactie

Slide 7 - Quiz

Bij de vorige reactie kwam warmte vrij, dit is dus....
A
exotherm
B
endotherm

Slide 8 - Quiz

Rekenen met verhoudingen

Slide 9 - Slide

Bv:
Stel de scooter weegt 60 kilo, hoeveel weegt de auto?

Slide 10 - Slide

Bv:
Stel de scooter weegt 60 kilo, hoeveel weegt de auto?
60/1 * 12 = 720 kg

Slide 11 - Slide

vb 2
Stel de tent weeg 20 kilo, hoeveel weegt het huis?

Slide 12 - Slide

vb 2
Stel de tent weeg 20 kilo, hoeveel weegt het huis?
20/3 * 25 = 166,7 kg

Slide 13 - Slide

Dit kunnen we ook doen in reacties
Wet van massabehoud 

Massa voor de pijl (beginstoffen) = massa na de pijl (producten)

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Massaverhouding
Net als bij taarten bakken(bv 500 gram meel = 2 eieren) heeft elke reactie een bepaalde massa verhouding 

*deze verhouding krijg je altijd gegeven

Slide 16 - Slide

Bv

.                 36,5                                 :             17                  

Dus 36,5 gram waterstofchloride reageert precies met 17 gram ammonia.
Hoeveel salmiak ontstaat er dan?

Slide 17 - Slide

Bv

.                 36,5                                 :             17                      :           53,5         

Dus 36,5 gram waterstofchloride reageert precies met 17 gram ammonia.
Hoeveel salmiak ontstaat er dan? 36,5 + 17 = 53,5 gram

Slide 18 - Slide

Bv

.                 36,5                                 :             17                      :           53,5         

Stel je hebt niet 36,5 gram waterstofchloride maar 20 gram. Hoeveel ammonia kan er dan reageren?

Slide 19 - Slide

Bv

.                 36,5                                 :             17                      :           53,5         

Stel je hebt niet 36,5 gram waterstofchloride maar 20 gram. Hoeveel ammonia kan er dan reageren?

Slide 20 - Slide

Bv

.                 36,5                                 :             17                      :           53,5         

Stel je hebt niet 36,5 gram waterstofchloride maar 20 gram. Hoeveel ammonia kan er dan reageren?
(20*17)/36,5 = 9,3 gram 

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Tip
Maak onder het reactieschema alvast een tabel met alle waardes ingevuld

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

maken 
38
41
42
43

hiermee goed oefenen

Slide 26 - Slide