Samenvatting rekonomie H4

Rekonomie
Hoofdstuk 4
Rekenen en tekenen
1 / 14
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Rekonomie
Hoofdstuk 4
Rekenen en tekenen

Slide 1 - Slide

Opgaves H3

Slide 2 - Slide

Opgaves H3

Slide 3 - Slide

Opgaves H3

Slide 4 - Slide

Rekenen en tekenen
Zoals jullie nu weten is rekenen bij economie heel belangrijk, maar er worden ook vaak grafieken gebruikt bij economie.
Het is daarom ook belangrijk om deze grafieken te kunnen tekenen. 

Eerst kijken wij naar de basisberekeningen van opbrengsten kosten en winst. 

Slide 5 - Slide

Berekeningen opbrengsten
Opbrengsten (=omzet) = Prijs * Afzet
Prijs = de verkoopprijs
Afzet = Aantal verkopen

De formule wordt dan TO = P * Q 
TO = Totale opbrengst, P = Prijs, Q = Afzet
Als je de prijs (€8) weet zet je die al in de formule TO = 8Q


Slide 6 - Slide

Variabele en constante kosten
Verschil variabele kosten en constante kosten
Variabele kosten = Zijn afhankelijk van je productie/afzet zoals ingrediënten van een taart. Als je minder taarten bakt heb je minder ingrediënten nodig.
Constante kosten = Zijn niet afhankelijk van je productie/afzet zoals de oven waarin je de taart bakt. Als je minder taarten bakt heb je nog steeds de oven nodig. 

Slide 7 - Slide

Berekening kosten
Totale kosten (TK) = Totale variabele kosten (TVK) + Totale constante kosten (TCK)

Totale variabele kosten = Variabele kosten per product * afzet
Totale constante kosten = Totale constante kosten

Slide 8 - Slide

Tekenen van een grafiek
Voor beide formules (TO en TK) vul je Q = 0 in en een aantal punten die in de grafiek staan (hier Q = 5.000, 10.000, 15.000)
TO = 8Q
Q (0) = 0
Q (5.000) = 8*5.000 = 40.000
Q (10.000) = 8*10.000 = 80.000
Q (15.000) = 8*15.000 = 120.000

Slide 9 - Slide

Tekenen van een grafiek
Voor beide formules (TO en TK) vul je Q = 0 in en een aantal punten die in de grafiek staan (hier Q = 5.000, 10.000, 15.000)
TK = 5Q + 18.000
Q (0) = 18.000
Q (5.000) = 5*5.000 + 18.000 = 43.000
Q (10.000) = 5*10.000 + 18.000 = 68.000
Q (15.000) = 5*15.000 + 18.000 = 93.000

Slide 10 - Slide

Vraag en aanbod lijn
In kopen en werken hebben jullie de vraag en aanbod formules behandeld. 

Qv is de vraaglijn waarbij je bij elke prijs kan zien hoeveel er gevraagd wordt, bijvoorbeeld Qv = -10P + 500. Hoe hoger de prijs is, hoe minder er gevraagd wordt. 

Qa is de aanbodlijn waarbij je bij elke prijs kan zien hoeveel er aangeboden wordt, bijvoorbeeld Qa = 10P - 500. Hoe hoger de prijs is, hoe meer er aangeboden wordt

Slide 11 - Slide

Vraaglijn
Qv is de vraaglijn waarbij je bij elke prijs kan zien hoeveel er gevraagd wordt, bijvoorbeeld Qv = -12P + 180. Hoe hoger de prijs is, hoe minder er gevraagd wordt. 


P
15
10
5
0
Q
0
60
120
180

Slide 12 - Slide

Aanbodlijn
Qa is de aanbodlijn waarbij je bij elke prijs kan zien hoeveel er aangeboden wordt, bijvoorbeeld Qa = 8P - 20. Hoe hoger de prijs is, hoe meer er aangeboden wordt


P
15
10
5
0
Q
100
60
20
-20

Slide 13 - Slide

Opgaves

Maak opgave 4.5, 4.7, 4.13, 4.14 en 4.17

Slide 14 - Slide