Didactiek rekenen O2


 DIDACTIEK REKENEN


Hoofdstuk 14
GETALLEN
1 / 20
next
Slide 1: Slide
OnderwijsassistentenMBOStudiejaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson


 DIDACTIEK REKENEN


Hoofdstuk 14
GETALLEN

Slide 1 - Slide


PLANNING


  • Zelf nadenken 
  • Behandelen theorie en begrippen hoofdstuk 14
  • Nakijken van het gemaakte huiswerk en aan de slag met opdrachten hoofdstuk 14

Slide 2 - Slide


GETALLEN

- Basisbewerking met getallen
- Schattend tellen en rekenen
- Handig rekenen
- Schriftelijk rekenen
- Rekenmachine gebruiken

Slide 3 - Slide

Noteer:
Hoe leg jij de optelsom 
315 + 676 = ?
aan een leerling uit?

Slide 4 - Slide

Noteer:
Hoe bepaal jij de waarde van je boodschappen als je mand vol is en je hebt € 20,00?

Slide 5 - Slide

Noteer:
Waarom zijn tafels eigenlijk zo belangrijk?

Slide 6 - Slide

THEORIE, BEGRIPPEN EN VRAGEN

Slide 7 - Slide

BASISBEWERKING MET GETALLEN
De vier basisbewerkingen zijn:
optellen - aftrekken - vermenigvuldigen - delen
Tafels van vermenigvuldiging: onmisbare basis om goed te kunnen rekenen.

Getalbegrip
Het vermogen om de waarde van getallen en hun onderlinge relaties te begrijpen. Een getal kan een aantal, hoeveelheid, grootte, volgorde, lengte, gewicht of tijd benoemen. 

Verhoudingen: te gebruiken om dingen te vergelijken
Telwoord = een woord dat een aantal of een volgorde weergeeft. 


NOTITIE

Slide 8 - Slide

Getallen kunnen veel verschillende betekenissen hebben, denk hierbij aan de duiding van gewicht of aan een telefoonnummer.
Voorbeeld: Deze racefiets weegt slechts 8 kilo!


Bedenk zelf twee betekenissen met het getal 8:

Slide 9 - Open question


Is 'middelste' een telwoord?
A
JA
B
NEE
C
IK WEET HET NIET

Slide 10 - Quiz

Schattend tellen en rekenen
 

Handig rekenen
Dit is hoofdrekenen met gebruik van eigenschappen van getallen en bewerkingen. Een eigen strategie mag. 
Drie voorbeelden: 
Getal rond maken - Eerst delen, dan vermenigvuldigen - Gemakkelijke getallen bij elkaar zoeken 

UIT HET HOOFD
NOTITIE

Slide 11 - Slide

SCHRIFTELIJK REKENEN
Twee handige rekenstrategieën  zijn:
kolomrekenen en cijferend rekenen

220 + 136 = ?

Slide 12 - Slide

SCHRIFTELIJK REKENEN

Kolomrekenen gaat van links naar rechts of van rechts naar links:
Eerst de honderdtallen, dan de tientallen en dan de eenheden en dat bij elkaar optellen (300 + 50 + 6). 

Eerst de eenheden, dan de tientallen, dan de honderdtallen en dat bij elkaar optellen (6 + 50 + 300). 

Slide 13 - Slide

SCHRIFTELIJK REKENEN
Cijferend rekenen is het onder elkaar 
op papier uitrekenen van 
rekenbewerkingen om zo tot een 
oplossing te komen 

Bekend is het cijferend optellen: 


567
328
+
7 + 8 =  15 (5 noteren, 1 bewaren)
5
6 + 2 = 8 + 1  
95
5 + 3 = 8
895
NOTITIE

Slide 14 - Slide

REKENMACHINE GEBRUIKEN

In de bovenbouw leren leerlingen werken met een rekenmachine. Hoofdrekenen is erg belangrijk maar voor moeilijke sommen is het goed om te weten hoe een rekenmachine werkt.  

Slide 15 - Slide

18 x 15 = 9 x 30 = 270

Deze manier van oplossen valt onder:
A
Schattend rekenen
B
Handig rekenen

Slide 16 - Quiz

Welke strategie wordt
hier toegepast:
567
328
+
800
(500 + 300)
80
(60 + 20)
15
(7 + 8)
895
A
KOLOMREKENEN
B
CIJFEREND REKENEN

Slide 17 - Quiz

Onderbouw
Leerlingen maken spelenderwijs kennis met getallen. 

Middenbouw
Leerlingen werken aan basisbewerkingen, tijdsbegrip en vergelijken: bewerkingen met hele getallen, vragen als 'Welke dag is het vandaag?' en wat is veel of weinig.   

KENMERKEND IN DE OPBOUW
Bovenbouw
Diversiteit in het rekenen: breuken, kommagetallen, tafels automatiseren, de juiste aanpak hanteren. 

Slide 18 - Slide

Let op!
Voor volgende week woensdag moet het verslag - over de  methode op je stageschool - worden ingeleverd via Teams. 

Slide 19 - Slide

Wat te doen:
Heb je de opdrachten van hoofdstuk 12 en 13 gemaakt dan kun je deze zelf nakijken. Heb je ze nog niet gemaakt dan ga je ermee starten. 
Vervolgens ga je aan de slag met de opdrachten van hoofdstuk 14. 

VOLGENDE WEEK:
Meten en meetkunde

Slide 20 - Slide