villangues 3B 12/02

Villangues Namur 18/03
1 / 53
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 53 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Villangues Namur 18/03

Slide 1 - Slide

Reiziger/voyageur
Mercredi 12 février 2024

Programme: 2 cours sur le voyageur
 
  • Écouter "Le voyageur 2"
  • Vragen wisbordje
  • Zelf gesprek oefenen
Devoirs 18/02:
"le voyageur" gesprek oefenen en leren "in het café" en "interview" gesprek herhalen.
Villelangues 18/03
Namen (België)

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Situatie : ontmoeting met een reiziger/voyageur




In het de stationshal, op het perron of bij de Metro-ingang ontmoet je een reiziger. Je voert daar een gesprek over wat de reiziger daar komt doen, waar hij vandaan komt, waar hij naartoe gaat en wat hij daar gaat doen. De reiziger zal ook graag van jou weten wat je komt doen, wat je dagelijkse ritten zijn, waar je graag in vakantie gaat of wat jouw droombestemming is.








Slide 4 - Slide

Question pour un voyageur:
Met het document van je docent "gesprek met een reiziger" ga zo veel mogelijke vragen schrijven die je straks kan gebruiken in je gesprek met een reiziger.
B. v: Bonjour, ça va?...
timer
10:00

Slide 5 - Slide

Situatie : ontmoeting met een reiziger
Werk in tweetallen. Maak het gesprek (en vervang van rol). Gebruik je reisgids 




Rol A 
Rol B
1. Begroet en vraag waar hij/zij naartoe gaat

3. Vraag of zij/hij Nederlands spreekt en waarom wel/niet

5. Vertel dat je bent hier met je school en dat je bent met de bus gekomen

7. Beantwoord de vraag en zeg dat je meestal met de fiets reis

9. Vertel hoeveel tijd dat kost en hoe vroeg je moet opstaan

11. Neem afscheid 
2. Groet terug en beantwoord de vraag 

4. Zeg dat je geen Nederlands praat

6. Vraag de ander of hij/zij vaak de bus neemt 


8. vraag de ander hoe lang het duurt om naar school te fietsen

10. zeg dat je niet van fietsen houdt

12. Neem afscheid 
timer
10:00
Reisgids p.6, 16, 22 + mijnwoordenboek.nl
waar = où            de bus meenemen = prendre le bus (je prends)           vaak = souvent            hoe lang = combien de temps
met de fiets = à vélo           ik ga = je vais          hoe ga je ... = comment tu vas            hoeveel = combien            

Slide 6 - Slide

Begroet de reiziger

Slide 7 - Slide

Vraag aan de reiziger hoe het is om in België te wonen.

Slide 8 - Slide

Vraag waar de reiziger vandaan komt.

Slide 9 - Slide

Zeg dat de trein uit Brussel om 14:41 aankomt op spoor 12

Slide 10 - Slide

Zeg dat de trein naar Luik (Liège) om 10:32 vertrekt van spoor 16

Slide 11 - Slide

Vertel iets over één van je vakanties (plaats, land)

Slide 12 - Slide

Vertel hoe je reist op vakantie (auto, vliegtuig, trein, bus)

Slide 13 - Slide

Vertel met wie je op vakantie gaat.

Slide 14 - Slide

Vertel wat je doet tijdens je vakantie (iets bezoeken, activiteit)

Slide 15 - Slide

Ik kom uit Nederland.

Slide 16 - Slide

Ik ben vandaag met de bus naar Namen gekomen.

Slide 17 - Slide

Ik kom uit Deventer/Schalkhaar etc

Slide 18 - Slide

Ik woon in een huis/ appartement/....

Slide 19 - Slide

Ik doe er .... minuten over om op school te komen.

Slide 20 - Slide

Ik ga met de fiets naar school.

Slide 21 - Slide

Ik heb de citadel/de rivier/het centrum/ het station van Namen gezien.

Slide 22 - Slide

Vertel wat je nog gaat doen in Namen.

Slide 23 - Slide

Ik vind het heel leuk om in België te zijn.

Slide 24 - Slide

Situatie : een interview houden
Dit kun je thuis voorbereiden. Je mag vragen wat je wilt, maar er is één heel belangrijke voorwaarde: op elk antwoord dat je krijgt moet je ingaan en er op doorvragen.
Je mag dus niet alleen maar je vragen stellen en de antwoorden opschrijven. Het interview moet vijf minuten per persoon duren.

Slide 25 - Slide

Situatie : een interview houden
Schrijf zo veel mogelijke vragen die je kan stellen tijdens het intervieuw.
1. Comment tu t'appelles?....


timer
10:00

Slide 26 - Slide

Voorbeeld vragen die je kan krijgen :
Beantwoord de vragen in het Frans en oefen samen ( vraag / antwoord)
-jezelf voorstellen, familie , vrienden
  1. Présente -toi?  Comment tu t'appelles et tu as quel âge? tu habites où?
  2. Ton anniversaire c'est quand? 
  3. Parle moi de ta famille : tes parents, tes frères / soeurs , ils ont quel âge?
  4.  Il est comment ton frère / soeur?
  5. Qu'est- ce que tu fais avec tes amis (es) après l'école? (tv- programma's of computer ..etc.
  6. qu'est- ce que ton père fait comme métier? 
School: 
7.  Tu es en quelle classe?
8. Comment s'appelle ton collège? 
. Comment est- ce que tu vas au collège ? En vélo ou à pied? 
9. Qu'est- ce que tu aimes comme matière? Pourquoi?
10. Qu'est- ce que tu n'aimes pas comme matière et Pourquoi?
11. Qu'est- ce que tu aimes faire plus tard /later 
12.   Quelles sont les matières nécessaires pour faire ce métier?
13. Tu es fort(e) en quelle matière?

Slide 27 - Slide

Hobby's / vrije tijd: 

1. Et en dehors de l'école, tu fais un sport?
10. Tu t'entraînes combien de fois à la semaine?
11. Tu aimes la musique?
12. Tu joues d'un instrument? 
14. 

 
Thuis:
1. parle -moi de ta maison ( grande / petite. combien de chambres...etc: )
2. Parle-moi de ta chambre.
(groot, klein, mooi, wat heb jij allemaal in je kamer)

timer
10:00

Slide 28 - Slide

Villangues 
Ga zitten volgens de gemaakte groepen. Met deze groep ga jij de gesprekken voorbereiden en het uitvoeren in Namen. 
- In elke les gaan we oefenen met een "situatie" ( totaal 4 situaties). Je gaat in de les oefenen , voorbereiden , maar ook thuis.
- De gesprekken bereid je schriftelijk voor, daarna gaan jullie samen oefenen met de uitvoering.
 

Slide 29 - Slide

Programme d'aujourd hui (week6)
Situation 1: ontmoeting in het café 
- Maak alle vragen van de stencil schriftelijk : dit zijn voorbeelden van de vragen die je zou kunnen krijgen.
- lever je antwoorden in.
-Let op: je kan de vragen op een andere manier gesteld krijgen of nog nieuwe vragen. Kijk ook naar de voorbeelden in de site en oefen in je boekje.
Situation 4: Een interview houden
- Bedenk minimaal nog 10 andere vragen die je gaat stellen in je interview, naast de vragen van situatie 1.

Slide 30 - Slide

Villangues 
Le programme d'aujourd'hui 13 février 
1. Hoe heb jij situatie 1 en 4 voorbereid? ken je het al een beetje uit je hoofd?
2. Situatie 3 voorbereiden en er mee oefenen

Slide 31 - Slide

Gesprek 1 ( situatie 1) uitvoeren

- Je vertelt hoe je heet en waar je woont.
- Je zegt op welke school je zit en in welke klas;
- Je vertelt iets over je vrienden, die je op school (of daarbuiten) hebt;
- Vertel wat jullie doen na school (noem minstens 3 dingen zoals sport, winkelen, gamen);
- Vraag wat de ander doet in zijn/haar vrije tijd;
 - Zeg wat jij van die activiteiten vindt.

Slide 32 - Slide

Situatie 3: ontmoeting met een reiziger
 In het de stationshal, op het perron of bij de Metro-ingang ontmoet je een reiziger. Je voert daar een gesprek over wat de reiziger daar komt doen, waar hij vandaan komt, waar hij naartoe gaat en wat hij daar gaat doen. De reiziger zal ook graag van jou weten wat je komt doen, wat je dagelijkse ritten zijn, waar je graag in vakantie gaat of wat jouw droombestemming is.

Slide 33 - Slide

Tips
- Kijk naar de voorbeelden in de site be.villangues.eu .
- Je kan ook met de gesprekken mee lezen en mee oefenen.

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Video

Gesprek 1:

Begroet en vraag of je bij hem/haar mag zitten;
Vraag hoe het is om in België te wonen;
Vraag of hij/zij Nederlands spreekt en waarom wel/niet;
Vertel iets over je eigen woonplaats (noem minstens drie dingen);
Vraag waar hij/zij naartoe gaat;
Vertel wat je daar wel/niet al van weet.

Slide 36 - Slide

Gesprek 2

Begroet en vraag waar hij/zij naartoe gaat;
Vraag hoe hij/zij daar komt;
Zeg dat je zelf met de bus bent gekomen;
Vertel dat je thuis altijd met de fiets/bus/auto/trein/lopend/brommer naar school gaat;
Vertel hoeveel tijd dat kost;
Vertel hoe vroeg je moet opstaan.

Slide 37 - Slide

Gesprek 3

Begroet en vraag waar hij/zij woont;
Vraag of hij/zij dichtbij woont en of hij nog bij zijn/haar ouders woont;
Vertel iets over je eigen huis (groot/klein, eigen kamer, tuin, ligging buiten of in stad/dorp;
Vraag waar hij/zij naar toe gaat;
Vraag waarom dat het reisdoel is;
Vertel waarom je zelf hiernaartoe bent gekomen.

Slide 38 - Slide

Villangues 
Le programme d'aujourd'hui 15 février 
1. voer een gesprek met een reiziger ( situatie 3)
2. De toeristeninformatie , een brochure maken

Slide 39 - Slide

Villangues 
Situatie 2: bij de toeristeninformatie
Je maakt een brochure over een stad en daarover krijg je vragen. Je praat over de verschillen tussen deze stad en Namen of andere steden in België.

Slide 40 - Slide

Villangues 
Le programme d'aujourd'hui 27 février 
1. Quiz: situatie 1 en 4 ( je stelt vragen en geeft ook antwoorden)
2. Verder werken aan situatie 2: gesprek 1 t/m 3 voorbereiden en een brochure van een stad naar keuze maken.

Slide 41 - Slide

Stel vragen en geef antwoorden:
- Vraag ( de ander) hoe die heet en waar die woont.
- Je vertelt hoe je heet en waar je woont

Slide 42 - Open question

- Vraag de ander in welke school die zit en in welke klas.
- Je zegt op welke school je zit en in welke klas .

Slide 43 - Open question

- Vraag of de ander vrienden heeft op school of buiten school.
- Je verteld iets over je vrienden die je op school hebt of daarbuiten.

Slide 44 - Open question

Vertel wat jullie doen na school (noem minstens 3 dingen zoals sport, winkelen, gamen);

Slide 45 - Open question

Stel een vraag en geef antwoord op de vraag

Slide 46 - Open question

vraag wat de ander doet in zijn vrije tijd?

Slide 47 - Open question

Situatie 2:
Vragen bij toeristeninformatie: 
Gesprek 1:
1. - Bonjour, quel est le -  monument le plus intéressant à ....?
2- Comment arriver rapidement à ....?
3-C'est ouvert à quelle heure?
4- Ça coute combien?

1. Begroet de medewerker;
Informeer naar de belangrijkste bezienswaardigheden;
2. Kies er een uit en vraag naar de snelste manier om er te komen;
3. Vraag naar de openingstijden;

Slide 48 - Slide

Vragen bij gesprek 2 toeristeninformatie

 1. Est-ce qu'il y a des possiblités de faire du Kayak et du canoe? 
2. Est-ce qu'on peut aller à ..... en transport commun?
3- Comment je peux acheter un billet d'entrée? Et à quelle heure part le premier autobus?
- À quelle heure on peut faire du kayak?
1. Begroet de medewerker;
Informeer naar de mogelijkheid om te kajakken of kanoën;
2. Vraag of er mogelijkheden zijn om daar met het openbaar vervoer naar toe te gaan.
3.Vraag of ze je kunnen uitleggen hoe je aan een kaartje komt en hoe laat de eerstvolgende bus gaat;
Vraag wanneer je kunt kajakken;
Bedank en neem afscheid.

Slide 49 - Slide

Situatie 2:gesprek 4
- Maak een brochure over een stad ( het gaat om de inhoud en niet om de mooie opmaak)
- Je moet vragen van een toerist beantwoorden over: Bezienswaardigheden, markten, winkels , hotels, openingstijden, de weg wijzen, kosten, openbaar, vervoer...
- Je voert een gesprek over jouw land en zijn /haar land, jullie woonplaats ,jullie manier van reizen en jullie reisdoelen.

Slide 50 - Slide

Villangues 
Le programme d'aujourd'hui 29 février 
1. Situatie 5 voorbereiden (kijk bij de phraes-clés van chapitre 2 leerjaar 1 of bij boekje Villangues page: 29
2. Nakijken , bespreken: situatie 5 en 2 .
3. Oefenen samen

Slide 51 - Slide

Situatie 5
Je komt bij de bakker en bestelt hier een broodje of iets anders lekkers.

Het gesprek gaat als volgt:
Je zoekt een broodje of iets lekkers uit dat je wilt kopen.
Je zegt dat tegen de winkelier.
Die zal waarschijnlijk iets aanwijzen. Dan zeg je dat je dat niet bedoelt maar dat je een andere wilt, links of rechts ervan, met of zonder chocolade/appel…
Vraag wat het kost.
Als je het niet meteen verstaat, vraag het dan nog een keer.
Betaal met gepast geld (vooraf dus veel wisselgeld meenemen!)

Slide 52 - Slide

Tips;
- Phrases-clés : leerjaar 1 chapitre 2.
- Denk aan de beleefdheid vorm: Je voudrais, s'il vous plait, merci...etc

Slide 53 - Slide