This lesson contains 28 slides, with text slides.
Doel: Gerichter leren kijken naar architectuur zodat je deze kennis in de praktische opdracht kan verwerken.
Vraag 1: Wat voor soort gebouwen spreken jou aan? Pak je boek en blader vanaf blz. 102 erdoorheen. Houd je meer van oude historische gebouwen of hou je juist meer van nieuwbouw?
Bespreek dit kort met je buurman/buurvrouw.
Belangrijke stromingen laatste 100 jaar:
- Modernisme
- Structuralisme
- Postmodernisme
- Neotraditionalisme
- Supermodernisme
- Vanaf 1920 > industrialisatie
- Functioneel
- Form follows function
- Geen decoraties
- Moderne materialen
- Villa Savoye / Le Corbusier
- Reactie op modernisme
- Kleinschalig
- Menselijke maat
- Kleine eenheden
- Geometrische vormen
- De Kasbah / Piet Blom
- Kubuswoningen Rotterdam
- Reactie op modernisme
- Uitbundige kleuren
- Vrije vormen / speels
- Vormen uit verleden
- Piazza d'Italia / Charles Moore
- Groninger museum
- Eind 20e eeuw
- Reactie op modernisme
- Retro-architectuur
- Kleinschalig (dorps)
- "Traditioneel Hollands"
- De Compagnie / Rotterdam
- Vanaf 2000
- Strak en industrieel
- Digitaal ontworpen:
opvallende vormen
- Statement
- CCTV / Rem Koolhaas
- Functie: waarvoor wordt het gebouw gebruikt? Zie je dat terug in ontwerp?
- Vorm: omschrijf wat je ziet.
- Omgeving: past het wel of niet in de omgeving? Wat zegt dat?
- Materiaal: eerst stenen/hout (massief), toen marmer (luxe), toen beton,
staal en glas (nieuwe mogelijkheden en licht/modern).
- Constructie: wat zit erachter / er in?
- Visie: waarom heeft de architect het zo gemaakt? Wat is het idee?
We kijken een aantal filmpjes over architectuur en jullie maken daarover vragen uit het boek.
We bespreken de antwoorden samen.
Denken in 3 stappen:
Zelf schrijven, samen overleggen, met de klas bespreken.
Opdracht 3 - blz. 108
Opdracht 4 - blz. 108
Opdracht 5 - blz. 108